A
FDRUKKEN VANAF DE COMPUTER
In dit hoofdstuk leggen we uit hoe de basisflow werkt wanneer u afdrukt vanuit
toepassingssoftware in een Windows
gelang de computer of de systeemconfiguratie die u gebruikt.
OPMERKING
Schakel de voeding van de printer niet uit wanneer deze aan het afdrukken is.
Dit kan tot een papierstoring leiden.
In dit hoofdstuk wordt het afdrukken uitgelegd, waarbij het PCL-stuurprogramma als
voorbeeld wordt genomen.
1.
Selecteer Afdrukken in het menu Bestand van de toepassingssoftware.
2.
Kies deze printer als printer die u gaat gebruiken om af te drukken. Voor het gebruik
van de verschillende afdrukfuncties van deze printer geeft u het dialoogvenster met
printereigenschappen weer om de benodigde items in te stellen.
Voor details over de verschillende items en het instellen ervan raadpleegt u de online
Help bij het printerstuurprogramma.
OPMERKING
Als de informatie over de papierlade niet correct is, wijzigt u de instellingen op
het tabblad Set Up (Instellingen) van het printerstuurprogramma voordat u
doorgaat. Voor details over de instellingen raadpleegt u de online Help bij het
printerstuurprogramma.
B
ASISAFDRUKFUNCTIES IN HET DIALOOGVENSTER
De volgende selecties zijn op het tabblad Setup (Instellingen) aanwezig: Paper Size
(Papierformaat), Media Type (Mediatype), Paper Source (Papierbron), Paper Destination
(Papierbestemming), Paper Feed Options (Papierinvoeropties), Finishing Mode
(Afwerkingmodus) en Duplex (2-zijdig afdrukken).
>
Papierinvoeropties zijn: Auto Resize (Grootte automatisch wijzigen), Fit to Page
(Aanpassen aan pagina), Covers (Omslagen), Auto Tray Change (Automatische
ladewisseling), Media Check (Mediacontrole), Skip Blank Pages (Blanco pagina's
overslaan) en Multipurpose Tray Settings (Instellingen van de multifunctionele
lade).
>
Opties van de afwerkingmodus zijn: Standard (Standaard), 2-up, 4-up, 6-up, 8-
up, 9-up, 16-up, PosterPrint (Posterafdruk) en Booklet (Boekje).
OPMERKING
U kunt de afdrukfuncties instellen in het dialoogvenster Eigenschappen van
het printerpictogram door Printers en faxapparaten te kiezen (of Instellingen
> Printers, afhankelijk van het besturingssysteem).
Uitgebreide instructies over het gebruik van de volgende opties vindt u in de User
Reference Guide (Gebruikersreferentiehandleiding):
Selecting Paper Size (Papierformaat selecteren), Selecting Number of Copies (Aantal
exemplaren selecteren), Collating Copies (Exemplaren sorteren), Setting Orientation
(Stand instellen), Skip Blank Pages (Lege pagina's overslaan), Printing in Reverse Order
(Afdrukken in omgekeerde volgorde), Duplex Printing (Duplexafdrukken) en Binding
Preferences (Voorkeuren voor inbinden).
®
-omgeving. De procedure verschilt mogelijk naar
E
IGENSCHAPPEN
Afdrukken > 18