Temperatuur
4.1 Afdelingstemperatuur
Na drukken op deze toets verschijnt de ingestelde afdelingstemperatuur op het rechter display. De
LED in de toets knippert. Met de plus- en min-toetsen kunt u deze waarde wijzigen.
Is de regeling voorzien van temperatuurcompensatie, dan toont het linker display de gecorrigeerde
afdelingstemperatuur.
Het rechter display toont de verschiltemperatuur ten opzichte van de afdelingstemperatuur voor
het inschakelen van de afdelingsverwarming. Met de plus- en min-toetsen kunt u deze waarde
wijzigen.
Met deze toets kunt u de gemeten temperatuur van een eventueel geïnstalleerde tweede
temperatuursensor opvragen. De LED is AAN. Hebt u een tweede verwarming (koeling)
geïnstalleerd, dan kunt u nog een keer op deze toets drukken om de temperatuur voor deze tweede
verwarming (koeling) in te stellen. De LED knippert.
2
e
verw. = vloerverwarming
2
verw. = relatief
e
2
e
verw. = koeling
Na drukken op deze toets verschijnt de gemeten temperatuur op het linker display. Het rechter
display toont de berekende klepstand van de inlaatklep.
Door nog een keer op de toets te drukken, kunt u de verschiltemperatuur ten opzichte van de
ingestelde afdelingstemperatuur instellen.
4.2 Buitentemperatuur
Druk op
Zie ook parameter 2.07.
CBA-2006-G-NL04641
Bij vloerverwarming wordt eerst de gecompenseerde instelling
getoond; de LED is AAN. Door nog een keer op de toets te drukken,
verschijnt de instelling.
Het rechter display toont de ingestelde verschiltemperatuur op basis
waarvan de tweede verwarming (koeling) regelt; de LED knippert.
Deze instelling is relatief ten opzichte van de ingestelde
afdelingstemperatuur.
Tweede verwarming is koeling.
en daarna op
. Het linker display toont de actuele buitentemperatuur.
4. Temperatuur
4