5.1.14.4 Stroomsprong
Door het kort indrukken van de desbetreffende toortsknop kan een sprongbreedte van de lasstroom
worden ingesteld. Door opnieuw op de toortsknop te drukken springt de lasstroom omhoog of omlaag
naar de ingestelde waarde.
Selecteren
Systeeminstellingen
Lastoorts
Stroomsprong
5.1.15 Voetafstandsbediening RTF 1
Na het aansluiten van de voetafstandsbediening gelden de volgende basisinstellingen:
•
De bedrijfsmodus 2-takt wordt geactiveerd (de bedrijfsmodi 4-takt, spotArc en spotmatic zijn
geblokkeerd).
•
De start-stopmodus en het eindprogramma worden uitgeschakeld.
•
Het startprogramma wordt ingeschakeld.
Selecteren
Remote
Voetafstandsbediening
JOB-parameters
Bovengrens (I
Ondergrens (I
Algemene parameters
Eindprogramma (vullen van kraters)
5.1.15.1 Werkomgeving
De werkomgeving van de voetafstandsbediening kan binnen de stroombrongrenzen vrij worden
gedefinieerd. De ondergrens dient daarbij voor het instellen van het startpunt en de bovengrens voor het
instellen van het eindpunt van de voetafstandsbediening. De totale pedaalweg verdeelt zich
overeenkomstig de ingestelde grenzen. Met de parameter lasstroominstelling "AbS" kan de ondergrens
procentueel ten opzichte van de bovengrens (af fabriek) of absoluut worden ingesteld.
Toepassingsvoorbeeld:
Ondergrens (I
60 %
60 %
099-00L200-EW505
14.2.2023
Uitsluitend actief in Toortsmodus 4.
)
1max
)
1min
Reactiegedrag
Startprogramma
Start-/stopmodus
)
Bovengrens (I
1min
100 A
200 A
Beschrijving van de werking
Afbeelding 5-33
)
Werkomgeving voetafstandsbediening 0 %-100 %
1max
tussen 60 A en 100 A
tussen 120 A en 200 A
TIG-lassen
59