2.6 Koppeling klepstandsteller
De schaal op de hendel geeft de koppelingspunten
voor de verschillende slagbereiken van de klep
aan.
Beweeg de bout met de volgpen in het langwerpige
gat van de hendel om het slagbereik van de
klep aan te passen aan het werkbereik voor de
positiesensor.
Door het koppelingspunt naar binnen te
verplaatsen, wordt de draaihoek van de sensor
groter. Door het koppelingspunt naar buiten te
verplaatsen, wordt de draaihoek van de sensor
kleiner.
Stel de slag van de servomotor zo in dat een zo
groot mogelijke draaihoek (symmetrisch rond de
middelste stand) op de positiesensor wordt benut.
Aanbevolen bereik voor lineaire servomotoren:
Minimale hoek:
Opmerking: Controleer na de montage of de klepstandsteller binnen het meetbereik werkt.
2.7 Positie van de aandrijfbout
De aandrijfbout voor het bewegen van de hendel van de potentiometer kan vast op de hendel zelf of op de klepsteel
worden gemonteerd. Afhankelijk van de montagemethode voert de aandrijfbout bij het bewegen van de klep een
cirkelvormige of een lineaire beweging uit ten opzichte van het draaipunt van de hendel van de potentiometer.
Selecteer de gekozen boutpositie in het HMI-menu om een optimale linearisatie te garanderen. De standaardinstelling
is de aandrijfbout op de hendel
2.8 Aandrijfbouten op de hendel (Achteraanzicht)
1
Hendel van de potentiometer
2
Bouten van de servomotor
3
Klepsteel
4
Juk van de klep
5
Klepstandsteller
6
SP7-20, SP7-21 en SP7-22 Intelligente klepstandsteller
Fig. 6
−28 tot 28°
25°
(1) Koppeling vergroten
(2) Koppeling verkleinen
Fig. 7
IM-P706-06-NL CTLS-UKn-3