2. Indien het systeem stopt nadat het in bedrijf
is gesteld.
• Controleer of de luchtinlaat of -uitlaat van de
buiten- of binnenunit geblokkeerd is door een
voorwerp.
Verwijder de belemmering en zorg ervoor dat
de lucht vrij kan stromen.
• Controleer of het luchtfilter verstopt is.
Neem contact op met een gekwalificeerde
medewerker om de luchtfilters te laten reinigen
(Zie ONDERHOUD).
3. Het systeem werkt, maar koelt of verwarmt
onvoldoende.
• Indien de luchtinlaat of -uitlaat van de binnen-of
buitenunit geblokkeerd is door een voorwerp.
Verwijder het voorwerp en zorg ervoor dat de
lucht vrij kan stromen.
• Indien het luchtfilter verstopt is.
Neem contact op met een gekwalificeerde
medewerker om de luchtfilters te laten reinigen
(Zie ONDERHOUD).
• Wanneer de ingestelde temperatuur niet cor-
rect is (Zie INSTELLINGEN).
• Wanneer de toets VENTILATORASNELHEID is
ingesteld op LANGZAAM (Zie INSTELLINGEN).
• Wanneer de richting van de luchtstroom niet
correct is (Zie "DE RICHTING VAN DE
LUCHTSTROOM INSTELLEN").
• Indien de deuren of ramen op zijn. Sluit de
deuren en ramen om te voorkomen dat de
wind naar binnen waait.
• Indien rechtstreeks zonlicht de kamer binnen
komt (tijdens koeling)
Gordijnen of jaloezieën sluiten.
• Wanneer er te veel personen in de kamer zijn
(tijdens het koelen).
De effectiviteit van het koelen neemt af als er in
de kamer te veel warmte wordt geproduceerd.
• Als de kamer verwarmd wordt (tijdens het
koelen).
De effectiviteit van het koelen neemt af als er in
de kamer te veel warmte wordt geproduceerd.
Nederlands
10