Een wachtwoord instellen, wijzigen of wissen
Ga als volgt te werk om een wachtwoord in te stellen, te wijzigen of te wissen:
1. Start het programma Setup Utility. Zie 'Het programma Setup Utility starten' op pagina 93.
2. In het hoofdmenu van het programma Setup Utility selecteert u Security.
3. Selecteer, afhankelijk van het type wachtwoord, Set Power-On Password, Set Administrator
Password of Hard Disk Password.
4. Volg de instructies aan de rechterkant van het scherm om het gewenste wachtwoord in te stellen, te
wijzigen of te wissen.
Opmerking: U kunt elke combinatie van maximaal 64 alfabetische en numerieke tekens gebruiken.
Meer informatie vindt u in 'Overwegingen ten aanzien van wachtwoorden' op pagina 94.
Vergeten wachtwoorden wissen (CMOS wissen)
Als u uw gebruikerswachtwoord of een ander wachtwoord vergeten bent, kunt u in dit gedeelte lezen
wat u moet doen om dat wachtwoord te wissen.
Ga als volgt te werk om een vergeten wachtwoord te wissen:
1. Verwijder alle eventueel aanwezige opslagmedia uit de stations en schakel alle aangesloten apparatuur
uit. Zet dan de computer uit. Haal vervolgens alle stekkers uit het stopcontact en ontkoppel alle kabels
die op de computer zijn aangesloten.
2. Verwijder de kap van de computer. Zie 'De kap van de computer verwijderen' op pagina 56.
3. Zoek de jumper voor Wissen van CMOS/Herstel op de systeemplaat. Zie 'Onderdelen op de
systeemplaat' op pagina 12.
4. Verzet de jumper van de standaardpositie (pennetje 1 en 2) naar de onderhoudspositie (pennetje 2 en 3).
5. Plaats de kap van de computer terug en sluit het netsnoer aan. Zie 'Het vervangen van de onderdelen
voltooien' op pagina 80.
6. Zet de computer aan en wacht ongeveer tien seconden. Als u korte geluidssignalen hoort, zet dan de
computer uit door de aan/uit-schakelaar ongeveer vijf seconden ingedrukt te houden.
7. Herhaal de stappen 1 t/m 2.
8. Zet de jumper voor Wissen van CMOS/Herstel terug in de standaardpositie (pennetje 1 en 2).
9. Plaats de kap van de computer terug en sluit het netsnoer aan. Zie 'Het vervangen van de onderdelen
voltooien' op pagina 80.
Mogelijkheid om een apparaat in of uit te schakelen
In dit gedeelte vindt u informatie over het in- of uitschakelen van de volgende apparaten:
USB Setup
SATA Controller
U kunt een apparaat als volgt in- of uitschakelen:
1. Start het programma Setup Utility. Zie 'Het programma Setup Utility starten' op pagina 93.
2. In het hoofdmenu van het programma Setup Utility kiest u Devices.
3. Voer, afhankelijk van het apparaat dat u in of uit wilt schakelen, een van de volgende handelingen uit:
Met deze optie kunt u een USB-poort in- en uitschakelen. Als een USB-poort
uitgeschakeld is, kan het apparaat dat op die USB-poort is aangesloten, niet worden
gebruikt.
Als deze optie is ingesteld op Disabled, worden alle apparaten die zijn aangesloten
op de SATA-aansluitingen (bijvoorbeeld de vaste schijf) uitgeschakeld en zijn ze niet
toegankelijk.
.
Hoofdstuk 7
Werken met het programma Setup Utility
95