Nadat een IP-adres is toegewezen d.m.v. het commando arp of
ping, worden andere hulpmiddelen gebruikt (zoals bijv. Telnet,
ingesloten webserver of de software HP Web JetAdmin) voor het
configureren van overige IP-parameters.
Voor het configureren van een HP JetDirect-printserver gebruikt u
de volgende commando's. Afhankelijk van het systeem is voor het
LAN-apparatuuradres een specifieke opmaak nodig.
Vanaf de DOS-prompt (Windows NT/2000):
arp -s <IP-adres> <LAN-apparatuuradres>
ping <IP-adres>
Vanaf de commandoprompt in UNIX:
arp -s <IP-adres> <LAN-apparatuuradres>
ping <IP-adres>
waarbij <IP-adres> het gewenste IP-adres is dat aan de printserver
toegewezen moet worden. Het arp-commando schrijft de informatie
naar de arp-cache op het werkstation en het ping-commando
configureert het IP-adres op de printserver.
Bijvoorbeeld:
Voor Windows NT 4.0 of Windows 2000
arp -s 13.32.8.98 00-b0-60-a2-31-98
ping 13.32.8.98
Voor UNIX
arp-s 13.32.8.98 00:b0:60:a2:31:98
ping 13.32.8.98
44 TCP/IP-configuratie
DU