insTAllATie
Storingen verhelpen
Info
Verlaag de temperatuur in het volledige gebouw niet
door alle zonekranen of thermostatische kranen dicht te
draaien, maar door gebruik te maken van de verlagings-
programma's.
Als alles correct is uitgevoerd, kunt u het systeem opwarmen tot
de maximale bedrijfstemperatuur en nogmaals ontluchten.
Materiële schade
!
Let bij vloerverwarmingen op de maximaal toegelaten
temperatuur voor de vloerverwarming.
13.2.2 Overige instellingen
f Houd voor de werking met en zonder buffervat rekening met
f
het hoofdstuk "Bediening / Menustructuur / Menu INSTEL-
LINGEN / BASISINSTELLING / BUFFERWERKING" in de bedie-
nings- en installatiehandleiding van de WPM.
Bij gebruik van het opwarmprogramma
Bij gebruik van het opwarmprogramma moeten op de WPM de
volgende instellingen worden uitgevoerd:
f Stel eerst parameter "BIVALENTIETEMPERATUUR HZG" in op
f
30 °C.
f Stel vervolgens parameter "OND WERKINGSGEBIED HZG" in
f
op 30 °C.
Info
Na het opwarmproces moeten parameters "BIVALENTIE-
TEMPERATUUR HZG" en "OND WERKINGSGEBIED HZG"
opnieuw op de standaardwaarden of op de installatie-
waarden ingesteld worden.
13.3 Buitendienststelling
Materiële schade
!
De voeding van de warmtepomp mag ook buiten de ver-
warmingsperiode niet worden onderbroken. De vorstbe-
scherming van de installatie is anders niet gegarandeerd.
De warmtepomp wordt door de warmtepompmanager
automatisch naar het zomer- of winterbedrijf geschakeld.
13.3.1 Stand-bywerking
Als de installatie buiten dienst moet worden gesteld, zet u de
WPM 3 op stand-by. De veiligheidsfuncties voor de bescherming
van de installatie blijven op die manier verzekerd (bijv. vorstbe-
scherming).
13.3.2 Spanningsonderbreking
Als de installatie permanent van het stroomnet ontkoppeld dient
te worden, neem dan de volgende info in acht:
Materiële schade
!
Maak de installatie aan de waterzijde leeg, terwijl de
warmtepomp volledig uitgeschakeld is en wanneer er
vorstgevaar bestaat.
www.stiebel-eltron.com
14. Storingen verhelpen
Info
Houd rekening met de bedienings- en installatiehandlei-
ding van de warmtepompmanager.
Info
Uitsluitend daarvoor opgeleide installateurs mogen de
volgende controleaanwijzingen uitvoeren.
Wanneer u met behulp van de warmtepompmanager de fout niet
kunt vinden, controleer dan de elementen op de IWS.
f Open de schakelkast.
f
WAARSCHUWING elektrische schok
Scheid het toestel op alle polen van het stroomnet voor-
dat u de ommanteling verwijdert!
f Lees de volgende paragrafen voor het oplossen van storingen
f
en volg de aanwijzingen.
14.1 Elementen op de IWS
De IWS (geïntegreerde warmtepompsturing) ondersteunt u bij het
zoeken naar storingen, wanneer met behulp van de WPM de fout
niet kan worden gevonden.
BA
4
1 Lichtdioden
2 Resetschakelaar
3 Schuifschakelaar (WP-type)
4 Schuifschakelaar (BA)
1
BA
3
2
WPL 34 | WPL 47 | WPL 57 |
15