INStALLAtIE
Montage
f Leg de leidingen met de overeenkomstige kabeldiameters.
Neem de nationale en regionale voorschriften in acht.
Beveiliging
Toewijzing Kabeldiameter
B 16 A
Sturing
1,5 mm²
C 32 A
Compressor
10,0 mm² bij plaatsing in een muur.
6,0 mm² bij plaatsing van een meeraderige
kabel op een wand of in een elektriciteitsbuis
op een wand.
De gegevens over de elektriciteit worden vermeld in de
"Gegevenstabel". Voor de busleiding hebt u een kabel
J-Y (St) 2 x 2 x 0,8 mm² nodig.
10. Montage
10.1 Transport
f Let bij het transport op het zwaartepunt van het toestel.
Het zwaartepunt ligt in de zone van de compressor.
f Bescherm het toestel tijdens het transport tegen zware sto-
ten.
Als de beschikbare transportruimte krap is, kan het toestel ook in
een schuine stand worden vervoerd.
- Als u het toestel tijdens het transport kantelt, mag dit slechts
kortstondig gebeuren op één van de lange zijden. Trans-
porteer het toestel daarbij zo dat de compressor zich aan de
hoger gelegen zijde van het toestel bevindt.
- Hoe langer het toestel gekanteld blijft, hoe meer de koude-
middelolie zich in het systeem verspreidt.
f Wacht ca. 30 minuten voordat u het toestel na het te hebben
gekanteld, in gebruik neemt.
10.2 Opstelling
f Houd rekening met de richting van de luchtafvoer.
f Plaats het toestel op de voorbereide ondergrond.
f Lijn het toestel waterpas uit door de toestelvoeten af te stel-
len.
f Bij de opstelling moeten de waterleidingen en elektrische
installatiekabels onderlangs door de uitbreekopening in de
bodem worden ingevoerd in het toestel.
Info
Monteer de bekledingsdelen pas nadat de elektrische en
de hydraulische aansluitingen tot stand zijn gebracht.
10
| WPL 47 | WPL 57
10.3 Aansluiting van het verwarmingswater
Materiële schade
!
De verwarmingsinstallatie waarop de warmtepomp aan-
gesloten wordt, moet door een installateur uitgevoerd
worden in overeenstemming met de waterinstallatie-
schema's in de planningsdocumenten.
f Installeer ter plaatse een vulaansluiting.
f Spoel het leidingsysteem grondig door met geschikt water,
voordat de warmtepomp wordt aangesloten. Vreemde voor-
werpen, bijv. roest, zand of afdichtingsmateriaal, belemme-
ren de goede werking van de warmtepomp.
f Sluit de warmtepomp aan de zijde van het cv-water aan. Let
op de dichtheid.
f Let op de juiste aansluiting van de cv-aanvoer en -retour.
f Voer de isolatie uit overeenkomstig de geldende voorschrif-
ten.
f Let bij het dimensioneren van het verwarmingscircuit op het
interne drukverschil (zie hoofdstuk "Technische gegevens/
gegevenstabel").
Door de trillingsarme constructie van de warmtepomp en de als
trillingsdempers werkende, flexibele drukslangen wordt geluids-
overdracht grotendeels vermeden.
10.4 Zuurstofdiffusie
Materiële schade
!
Vermijd open verwarmingsinstallaties. Gebruik bij vloer-
verwarmingen met kunststof leidingen zuurstofdiffusie-
dichte leidingen.
Bij vloerverwarmingen met niet-zuurstofdiffusiedichte kunststof-
leidingen of open verwarmingsinstallaties kan door zuurstofdiffu-
sie corrosie optreden aan de stalen delen van de verwarmingsin-
stallatie (bijv. aan de warmtewisselaar van de warmwaterboiler,
aan buffervaten, stalen verwarmingselementen of stalen buizen).
f Scheid bij zuurstofdoorlatende verwarmingssystemen het
verwarmingssysteem tussen verwarmingscircuit en buffer-
vat.
Materiële schade
!
De corrosieproducten (bijv. roestslib) kunnen neerslaan
in de componenten van de verwarmingsinstallatie en
door vernauwing van de doorsnede de capaciteit van de
installatie beïnvloeden of storingen veroorzaken die lei-
den tot het uitvallen van de installatie.
www.stiebel-eltron.com