2.10. Warmtepomp
Alle RHP Standard-luchtbehandelingskasten zijn uitgerust met een geïntegreerde warmtepomp die zowel kan koelen
als ook verwarmen. Het warmtepompsysteem bestaat uit een leidingsysteem met koelmiddel, compressor, twee radiatoren
(condensor en verdamper) en aparte regelelektronica (voor meer informatie over de onderdelen van de warmtepomp, zie
"Installatiehandleiding"). De warmtepomp wordt automatisch geactiveerd wanneer een roterende warmtewisselaar niet in
staat is de gewenste temperatuur te bereiken; en wordt uitgeschakeld zodra de gewenste temperatuur is bereikt.
Een bepaalde luchtstroom is vereist voor de goede werking van een warmtepomp (zie "Installatiehandleiding" of tech-
nisch gegevensblad van de kast), d. w. z. om een e ciënte warmtewisseling te verzekeren en de druk van het koelmiddel
binnen de perken te houden. Wanneer de luchtstroom onder een minimumgrens zakt, stopt een warmtepomp tijdelijk. De
werking wordt pas hervat wanneer de luchtstroom toeneemt. Als de vraag naar verwarming/koeling toeneemt wanneer de
warmtepomp is uitgeschakeld, worden extra verwarmers/koelers geactiveerd
Wanneer de warmtepomp in werking is, raden wij aan luchtbehandelingskasten te gebruiken met het
kleinst mogelijke luchtvolumeverschil tussen de toevoer- en afvoerluchtstromen. Bij grote onevenwich-
tigheden in het debiet (>20%) nemen de capaciteit en het rendement van de warmtepomp af, waardoor
de compressor op een kritische koelmiddeldruklimiet werkt. Dit leidt tot een kortere levensduur en een
grotere kans op defecten.
Om het energieverbruik van de luchtbehandelingskast te verminderen, werkt de warmtepomp niet wanneer de buiten-
luchttemperatuur tussen 15°C en 20°C ligt, omdat in dat geval de roterende warmtewisselaar meestal in staat is de gewenste
luchttemperatuur te bereiken.
Wanneer de warmtepomp geblokkeerd is vanwege een lage luchtstroom of vanwege grenswaarden van de buitentempe-
ratuur, verschijnt er een warmtepomp-verbod-pictogram op het bedieningspaneel (zie hoofdstuk "Bedieningspaneel C5.1").
In de winter zal de verdamper van de warmtepomp op natuurlijke wijze bevriezen en periodiek overgaan in een automa-
tische ontdooicyclus (zie hoofdstuk "Beveiligingsfuncties").
2.11. Beschermingsfuncties
De luchtbehandelingskast is voorzien van verschillende beschermingsfuncties die een invloed hebben op de werking
van de kast. De operator mag deze instelwaarden niet wijzigen. Deze functies beschermen niet alleen de kast en de com-
ponenten tegen schade, maar ook het gebouw en de mensen wanneer het ventilatiesysteem is blootgesteld aan gevaarlijke
situaties.
Extern brandalarm zet de luchtbehandelingskast uit zodra die een signaal ontvangt van het brandalarmsysteem of
de rookdetectors van het gebouw. De ventilatie wordt meteen stopgezet en er wordt geen verse lucht meer naar brand-
zones gevoerd om te voorkomen dat het vuur zich verspreidt. Een brandalarmbericht wordt weergegeven op het bedie-
ningspaneel of een ander apparaat waarmee de luchtbehandelingskast wordt bediend. Bij een vals brandalarm, bijvoor-
beeld bij inspectie van het brandbeveiligingssysteem, moet de luchtbehandelingskast opnieuw worden gestart nadat het
signaal is uitgeschakeld en het brandalarmbericht is bevestigd. Als dergelijke tests periodiek worden uitgevoerd, mag be-
voegd onderhoudspersoneel de luchtbehandelingskast programmeren om te starten in de vorige modus nadat het brand-
alarm is uitgeschakeld.
Het aansluiten van het brandbeveiligingssignaal van het gebouw is beschreven in de "Installatie-instructies".
Intern brandalarm zet de luchtbehandelingskast uit wanneer de luchttemperatuur in de kast stijgt. Dit kan bijvoorbeeld
gebeuren wanneer hete rook van een brandzone in of buiten het gebouw in de leidingen komt. Deze functie voorkomt dat
rook in het gebouw wordt verspreid en waarschuwt voor mogelijk brandgevaar wanneer het brandbeveiligingssysteem
van het gebouw nog niet gereageerd heeft. Wanneer de luchtbehandelingskast is bedoeld voor gebruik in warme ruimten
(bv. droogkamers, bakkerijen, ...), kan deze functie worden uitgeschakeld. Dit mag uitgevoerd worden door bevoegd onder-
houdspersoneel.
Hangt van de con guratie af.
1
UAB KOMFOVENT behoudt het recht om veranderingen door te voeren zonder dit vooraf kenbaar te maken
RHP STANDARD_user manual_23-01(2)
1
.
9