Bijlage A: Communicatiekaart en APIC
Fire & Security Solutions
Afbeelding 15: RS-232-kabelaansluitingen
(1) 9-pin "D"-contraconnector
(2) 9-pin "D"-contraconnector
Een gekoppelde pc heeft toegang tot het gebeurtenisgeheugen van de detector
voor het bekijken van voorgaande en actuele gebeurtenissen, zoals
detectoralarmen of storingen. De interne grafiekopname van de detector is ook
toegankelijk voor analyse van detectorgedrag (raadpleeg de Remote Control User
Manual (Gebruikershandleiding voor afstandbediening) voor meer informatie). De
pc kan niet worden gebruikt voor het configureren van de detector, behalve voor
het invoeren van tijd en datuminstellingen voor het gebeurtenislogboek en het
weergeven van de grafiekopname in de software van de afstandbediening. De
detector beschikt niet over een real-time klok, dus moeten de tijd en datum opnieuw
worden ingevoerd als de detector om een bepaalde reden wordt uitgeschakeld.
Het installeren van de communicatiekaart voorziet de detector tevens van
RS-485-netwerkcommunicatie via de aansluitingen A, B en SCREEN op het
moederbord van de detector (Afbeelding 9 op pagina 19). Hiermee kunt u
eenvoudig aanduidingen extern weergeven of integreren met een groter
sitebeheer- en weergavesysteem dat is gescheiden van het lokale brandmeld- en
alarmsysteem.
Het detectoradres instellen
Om zichzelf te identificeren aan de commandomodule of het brandmeldpaneel,
moet elke detector een uniek adres hebben in het bereik van 1 tot 127. Het
detectoradres wordt ingesteld met de DIP-switch op de optionele
communicatiekaart. De schakelaarinstellingen zijn naar boven voor 1 en naar
beneden voor 0, en het detectoradres wordt ingesteld als een 7-bit binaire code
(schakelaar 8 staat gelijk aan een waarde van 128 en dus buiten het bruikbare
adresbereik).
Afbeelding 16 toont een voorbeeld waar het adres gelijk is aan "01100011"
binair, of:
(1 x 1) + (1 x 2) + (0 x 4) + (0 x 8) + (0x 16) + (1 x 32) + (1 x 64) + (0 x 128) = 99
Stratos Nano Rookaanzuigdetectiesysteem Installateurshandboek
45