Fire & Security Solutions
Indicatoren
Afbeelding 1 hieronder toont de indicatoren op de detector.
Afbeelding 1: Externe onderdelen
(1) Alarm: Gaat branden om aan te geven dat het rookniveau de ALARM 1-drempelwaarde van
de detector heeft overschreden, en de normaal geopende ALARM-relaiscontacten zijn
gesloten.
(2)
Vooralarm:
Gaat branden om aan te geven dat het rookniveau de Vooralarm-drempelwaarde
van de detector heeft overschreden, en de normaal geopende VOORALARM-relaiscontacten
zijn gesloten.
(3)
Storing:
Gaat branden om aan te geven dat een storing is opgetreden en dat de normaal
gesloten STORING-relaiscontacten zijn geopend. Drie extra LED's geven het type
storing aan.
Indien alleen de indicatie-LED Storing en geen van de andere LED's brandt, is er een
probleem met de voeding indien de uitgang met de storing is aangesloten op de ingangen
van de detector en DIP-switch 7 is ingesteld op UIT (de standaardinstelling). Dit kan zich ook
voordoen als de ingangen open blijven in het circuit en DIP-switch 7 OFF (UIT) is.
(4)
OK:
Gaat branden om de normale werking te bevestigen.
Tijdens de eerste installatie, knippert de indicatie-LED OK 15 minuten lang terwijl de detector
de detectie-omgeving inleert. Hiermee wordt geen probleem met de detector aangeduid.
(5)
Flow:
Gaat branden om een storing in de luchtstroom aan te geven. Dit kan worden
veroorzaakt door verstopte of gebroken buizen, maar ook door bijvoorbeeld deuren van een
warenhuis die openstaan op een winderige dag, als er zich een groot drukverschil voordoet
of als er een industriële airconditioning wordt ingeschakeld. Een andere mogelijke oorzaak is
dat de verbindingskabel van de aanzuigventilator is beschadigd of losgeraakt.
(6)
Filter:
Gaat branden om aan te geven dat de luchtfilter van de detector moet worden
vervangen.
4
Hoofdstuk 1: Product- en onderdeelbeschrijvingen
Stratos Nano Rookaanzuigdetectiesysteem Installateurshandboek