9.2
Olietoevoerleidingen dimensioneren
De brander kan zowel in een eenpijp- als in een
tweepijpsysteem aangesloten worden. Bij toepassing
van een eenpijpsysteem worden de aanzuigleiding en
de retourleiding aangesloten op een stookoliefilter met
een retourtoevoer. Er wordt dan één pijp van de
stookoliefilter met retourtoevoer naar de olietank geleid.
AANWIJZING VOOR DE GEBRUIKER
Bij toepassing van het eenpijpsysteem
raden wij u aan een oliefilter met
automatische ontluchtingsfunctie in te
bouwen.
Tot de lengte van de olieleiding worden alle horizontale
en verticale leidingen evenals de bochten en
koppelstukken gerekend.
De in de tab. 12 tot tab. 15, pagina 38 tot pagina 39
aangegeven maximum lengte van de aanzuigleiding in
meter wordt bepaald in functie van de aanzuighoogte en
de kleine leidingdiameter. Voor de berekening wordt er
rekening gehouden met alle afzonderlijke weerstanden
van terugslagklep, afsluitkraan en vier bochten bij een
olieviscositeit van ca. 6 cSt.
Bij extra weerstanden, b.v. door koppelstukken en
bochten, moet de leidinglengte dienovereenkomstig
worden gereduceerd.
Bij het leggen van de olieleiding moet u uiterst
zorgvuldig tewerk gaan. De noodzakelijke
leidingdiameter is afhankelijk van de statische hoogte
en van de leidinglengte (zie tabellen op de volgende
pagina's).
De leiding voor de olietoevoer moet zo dicht bij
de brander gebracht worden, dat de flexibele
aansluitslangen zonder mechanische spanning
aangesloten kunnen worden.
Maak gebruik van de geschikte materialen voor de
olieleidingen. Bij koperleidingen mogen enkel metalen
snijringkoppelingen met steunhulzen gebruikt worden.
Blauwevlambrander Logatop BE 1.3 en 2.3 ECO - Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden.
Installatie voor olietoevoer ontwerpen
9
37