8.2.1 Knikpunt bepalen
De brander werkt doorgaans met luchtoverschot.
Wanneer de hoeveelheid olie de maximum hoeveelheid
die nog net compleet verbrand kan worden benadert,
is er een duidelijke toename van de CO-uitstoot.
Bij de brander kan deze toename vanaf een CO
gehalte van 14,8 % worden geobserveerd. Dat wordt
ook wel het knikpunt genoemd.
Ga als volgt tewerk:
Verhoog de oliedruk, tot er CO-waarden van
100 ppm – 200 ppm gemeten worden.
Lees de CO
-concentratie (knikpunt met invloed van
2
valse lucht) af.
Wanneer het zo berekende knikpunt met invloed van
valse lucht onder 14,3 % (afwijking > 0,5 %) ligt, dan
bevindt er zich een lek tussen de brander en het
meetpunt.
Dicht het lek af.
8.2.2 Voer de meting in de verbrandingsruimte uit
De meting gebeurt in principe in de rookgasleiding (zie
hoofdstuk 6.6 "Meetwaarden opnemen of corrigeren",
pagina 18).
Een directe meting in de verbrandingsruimte kan echter
ook via de inspectie-opening van de ketel uitgevoerd
worden.
Wijkt de meting in de verbrandingsruimte meer dan
0,5 % af van de meting in de rookgasleiding, dan bevindt
er zich een lek in het rookgaskanaal.
Dicht het lek af.
Nadat u de dichtheid aan stookgaszijde heeft
gewaarborgd, moet de brander nog geoptimaliseerd
worden met betrekking tot de rookgaswaarden (zie
hoofdstuk 6 "Brander in bedrijf stellen", pagina 15).
Blauwevlambrander Logatop BE 1.3 en 2.3 ECO - Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden.
Aanvullende werkzaamheden uitvoeren
-
2
8
35