8
Aanvullende werkzaamheden uitvoeren
8
Aanvullende werkzaamheden uitvoeren
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u de stroom van
de fotocel moet meten en de rookgaszijdige dichtheid
kan controleren.
8.1
Voelerstroom meten
De voelerstroom kan gecontroleerd worden met een
adapter voor UV-stroommeting (afb. 33, pos. 2) evenals
een gelijkstroom-meetapparaat (afb. 33, pos. 1) met
maximaal 5 kΩ interne weerstand. Een onstabiel
vlamsignaal (voelerstroom < 45 µA) is ook te zien aan
de LED van de LMO (groen knipperend) (zie tab. 7,
pagina 13). De voelerstroom moeten tijdens werking ten
minste 80 µA (zonder vlam < 5 µA) bedragen.
Wanneer de voelerstroom kleiner is dan 80 µA, moet
u de fotocel reinigen en de opening naar de
verbrandingsruimte controleren.
Trek de fotocel bij draaiende brander aan de
daarvoor bestemde greep uit de houder.
Controleer bij de opening of de vlam zichtbaar is.
Reinig de fotocel met een zachte doek.
Steek de fotocel weer op haar plaats.
8.2
Dichtheid aan stookgaszijde controleren
Lekkages van het ketelblok of van de rookgasinstallatie
kunnen tot foutieve metingen van het CO
leiden. In de rookgasleiding wordt een lager CO
gehalte gemeten dan effectief aanwezig is, doordat er
een bijkomende hoeveelheid lucht bijgemengd wordt.
Bij bedrijfsstoringen of onbevredigende
verbrandingsresultaten moet u de CO
hand van het volgende procédé controleren.
34
-gehalte
2
-
2
-meting aan de
2
Blauwevlambrander Logatop BE 1.3 en 2.3 ECO - Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden.
Branderauto
maat
1
Afb. 33 Schakelschema en voelerstroommeting uitvoeren
2