Nederlands
5
Gegevens over de producten en
bedrijfsomstandigheden
5.1
Aanduiding
50
Explosiebeveiligde droogloperpompen zijn voor de binnenruimte van
de pomp en de omgeving als volgt aangeduid.
Voorbeeld:
• voor binnenruimte van de pomp/omgeving:
II2 Gcb IIA T3/T4 / II2 Gcb IIC T3/T4
• voor de motor:
CE 123 II2 G Ex e/d/nA/de IIA T3/T4
Verklaring van de aanduiding aan de hand van de voorbeelden:
Aandui-
Verklaring
ding
CE
CE-markering
123
Naam of teken van het keuringsbureau
II
Toestelgroep
2
Toestelcategorie
G
Explosieve atmosfeer op grond van gassen, dampen,
nevels
Ex
algemene aanduiding van een explosiebeveiligde
motor
C
constructieve veiligheid
(veiligheid door veilige constructie)
B
Ontstekingsbronbewaking bij T4
IIC / IIB / IIA Explosiegroep, conform de indeling van gassen en
dampen in relatie tot de ontstekingstemperatuur
(MESG=breedte grensspleet):
MESG < 0,5 mm:
0,5 mm < MESG <0,9 mm: II B
MESG > 0,9 mm:
T1-T4
Temperatuurklasse met maximale oppervlaktetempe-
ratuur
T1 = 450 °C
T2 = 300 °C
T3 = 200 °C
T4 = 135 °C
e/d/nA/de
Ontstekingsveiligheidstype van de motor
e = verhoogde veiligheid
d = drukvaste kapseling
nA = niet vonkende bedrijfsmiddelen
de = drukvaste kapseling, klemmenkast verhoogde
veiligheid
Tab. 1: Aanduiding
Pompen en mechanische afdichtingen moeten in het temperatuur-
bereik T4 extra worden beveiligd tegen droogloop. Dit kan tot
stand worden gebracht door een bewaking van de verschildruk of
van het nominaal motorvermogen (zie hoofdstuk 6.5 "Droogloop-
beveiliging" op pagina 53 en hoofdstuk 7 "Aanwijzingen bij het
bedrijf" op pagina 54).
De pomp mag niet tegen gesloten ventielen, kleppen, schuiven of
andere afsluitarmatuur in de kringloop van de media draaien. Als
dit niet kan worden uitgesloten, moet er een bewaking voor de
volumestroom worden geïnstalleerd.
II C
II A
WILO SE 02/2017