PROGRAMMERING 1e NIVEAU
Display
Functie
LADEN VAN PARAMETERS:
dF
00
Neutrale conditie
0 1
Default FAAC 1 geladen
02
Default GERESERVEERD FAAC
03
Default FAAC CITY geladen
04
Default FAAC CITY K geladen
05
Default J275 geladen
06
Default J275K geladen
00
LAAT DEZE OP
ALS U DE PROGRAMMERING
NIET WILT WIJZIGEN.
Voor uitleg van de parameter dF zie
pagina 8 hoofdstuk 5.2.
MENU BUS-ACCESSOIRES
bu
Voor uitleg van deze parameter, zie pagina
8 hoofdstuk 5.3.
BEDRIJFSLOGICA'S:
LO
A
Automatisch
A 1
Automatisch 1
E
Halfautomatisch
P
Parkeerplaats
PA
Parkeerplaats automatisch
Cn
Appartementencomplex
CA
Appartementencomplex
automatisch
rb
Faac-City (voor verkeerspaal
C
Dead man
r
Remote
Cu
Custom
PAUZETIJD:
PA
Heeft alleen effect als een automatische
logica is geselecteerd. Regelbaar van
59
tot
sec. in stappen van een seconde.
Vervolgens
verandert
in minuten en tientallen seconden
(gescheiden door een punt), en wordt de
tijd
geregeld
in
seconden, tot een maximumwaarde
4 . 1
van
minuten.
BIJV.: als het display
correspondeert de pauzetijd met 2
minuten en 50 seconden
KRACHT:
FO
Regelt de duwkracht van de motor.
0 1
= minimale kracht
50
= maximale kracht
LOOP 1:
L 1
Wanneer deze functie wordt geactiveerd,
heeft de loop die op de ingang Loop1 is
aangesloten, de OPEN-functie.
Y
= loop1 actief
n o
= loop1 niet actief
Let op: als de functie niet wordt
geactiveerd, zal de status van Loop1 toch
beschikbaar zijn op een van de daartoe
ingestelde uitgangen (zie programmering
tweede niveau).
Default
00
E
)
20
0
de
weergave
stappen
van
10
2.5
aangeeft,
,
.
50
no
Display Functie
LOOP 2:
L 2
Wanneer
deze
geactiveerd, heeft de loop die op de
ingang Loop2 is aangesloten de SAFETY/
CLOSE-functie, d.w.z. dat hij tijdens het
sluiten als SAFETY functioneert, en hij, als
hij wordt gedeactiveerd, de kaart het
commando CLOSE geeft.
Y
= loop2 actief
n o
= loop2 niet actief
Let op: als de functie niet wordt
geactiveerd, zal de status van Loop2
toch beschikbaar zijn op een van de
daartoe ingestelde uitgangen.
BOOST-FUNCTIE LOOP 1
H 1
Y
= Actief
Met
deze
gevoeligheidsniveau op het moment
van detectie worden verhoogd. Wanneer
het voertuig van de lus wegrijdt, keert de
gevoeligheid terug naar het ingestelde
niveau.
Met
detectiecontact ook in stand worden
gehouden in geval van zeer hoge
voertuigen of als er een truck met oplegger
overheen rijdt.
BOOST-FUNCTIE LOOP 2
H 2
Y
= Actief
Zie BOOST-functie LOOP1.
GEVOELIGHEID LOOP 1
S 1
Regelt de gevoeligheid van de lus:
0 1
= minimale gevoeligheid
1 0
= maximale gevoeligheid
GEVOELIGHEID LOOP 2
S2
Regelt de gevoeligheid van de lus:
0 1
= minimale gevoeligheid
1 0
= maximale gevoeligheid
STATUS AUTOMATISCH SYSTEEM:
St
Verlaten van de programmering,
opslag van de instellingen en terugkeer naar de
statusweergave van het automatisch systeem.
00
Gesloten
0 1
Voorknipperfunctie openen
02
Openen
03
Geopend
04
Pauze
05
Voorknipperfunctie sluiten
06
Sluiten
07
Stilstand klaar om de sluiten
08
Stilstand klaar om te openen
09
Openen in noodgevallen
10
Ingreep door beveiliging sluiten
De weergave van de status van de automatische
status S t is van fundamenteel belang voor de
i n s t a l l a t i e - / o n d e r h o u d s t e c h n i c u s
de logische processen die de kaart tijdens
de bewegingen gebruikt te begrijpen.
Als het automatisch systeem zich bijvoorbeeld
in de status GESLOTEN bevindt, MOET op het
00. worden weergegeven. Wanneer het
display
OPEN-commando wordt ontvangen, verandert
het display in 0 1 , als de voorknipperfunctie is
geactiveerd, of rechtstreeks in 02 (de beweging
OPENEN), om vervolgens 03 weer te geven wanneer
de positie GEOPEND is bereikt.
7
Default
functie
wordt
n o
= Uitgesloten
functie
kan
het
dit
systeem
kan
het
n o
= Uitgesloten
no
no
no
05
05
o m