Voorbeeld van een statusreeks die op het display wordt
weergegeven, te beginnen met de gesloten slagboom:
00
Gesloten
03
Geopend
04
Pauze (indien voorzien)
In de reeks wordt de status
overeenkomen met respectievelijk de voorknipperfunctie bij
het openen en bij het sluiten.
5.2. WIJZIGING VAN DE PRE-SETTING
dF
Bij het wijzigen van de
6 verschillende configuraties worden geladen, waarmee alle
programmeerwaarden op alle niveaus in vooraf vastgestelde
waarden worden gewijzigd.
Deze mogelijkheid biedt een handig uitgangspunt om de
624 BLD snel te programmeren voor de werking met de 6
verschillende installatietypes.
Er zijn 6 selecteerbare PRE-SETTINGs:
0 1
Default FAAC voor slagbomen
02
Default GERESERVEERD FAAC
03
Default voor gamma FAAC CITY 275 H600 en H800
04
Default voor FAAC CITY 275 H700 K
05
Default voor J275
06
Default voor J275K
Selecteer, om het laden van de waarden van een van de 6
pre-settings in werking te stellen, de gewenste pre-setting
0 1
02
03
04
05
(
,
,
,
,
programmeerniveau.
0 1
VOORBEELD: door
te kiezen en het 1e programmeerniveau
te verlaten, worden alle productiewaarden van FAAC
geladen die in de tabellen van het 1e, 2e en 3e niveau in
de "default"-kolom staan. De 624 BLD is dus geconfigureerd
om een slagboom te bewegen
DOOR HET LADEN VAN EEN PRE-SETTING
WORDEN ALLE EERDER IN EEN WILLEKEURIGE
PROGRAMMEERSTAP INGEVOERDE WIJZIGINGEN
GEANNULEERD. ALS U GEEN ENKELE PRE-SETTING
WILT LADEN, LAAT DE STAP
Anders dan bij de andere stappen, slaat de
dF
stap
slaat de geselecteerde waarde niet
op, maar geeft hij steeds weer
standaardconditie.
Het is dus niet mogelijk te herkennen welke pre-setting eerder
was ingesteld.
Als u geen pre-setting wilt laden of wijziging, laat de
dF
stap
dan op de waarde
volgende programmeerstap.
Controleer of de gewenste default wordt
geladen, en verlaat het 1e programmeerniveau
ALVORENS andere stappen te wijzigen, om te
voorkomen dat alle aangebrachte wijzigingen
worden geannuleerd.
In hoofdstuk 10 op pagina 15 wordt nader ingegaan op de
kenmerken van iedere pre-setting.
02
Openen
06
Sluiten
0 1
05
en
niet weergegeven, die
-parameter kunnen automatisch
06
en verlaat het 1e
,
)
.
dF
00
DAN OP
.
00
weer als
00
staan en ga naar de
5.3. INSTELLING en CONTROLE BUS-SYSTEEM
Iedere keer dat er BUS-accessoires worden geïnstalleerd
(zoals uitgelegd in hoofdstuk 4.3), moeten zij op de kaart
worden opgeslagen.
Sla ze als volgt in het geheugen op:
- ga naar het eerste programmeerniveau zoals uitgelegd in
hst. 5.1;
- laat in de programmeerstap
knop + 1 seconde in.
Het display geeft een ogenblik
naar de in fig. 10 aangegeven standaard te gaan.
Opslagprocedure beëindigd.
bu
De programmeersta
accessoires met BUS-technologie weer te geven. In figuur
9 is precies aangegeven welke segmenten van het display
met welke ingangen overeenkomen.
Segment BRANDT = contact gesloten
Segment GEDOOFD = contact open
Volgens de configuratie voor de correcte
werking van het automatisch systeem moeten
de drie horizontale segmenten BRANDEN, zoals
in figuur 10.
Als de fotocellen voor het sluiten bezet zijn, doven
het bovenste en het onderste segment, en blijft
alleen het middelste segment branden, zoals in
figuur 11.
Als het paar IMPULSGEVER OPEN bezet is, brandt
het bijbehorende verticale segment gedurende
de tijd dat het paar bezet is, zoals in figuur 12.
Als het paar fotocellen IMPULSGEVER OPEN bezet is, geef
het een commando voor het openen van de installatie, en
verhinderen de fotocellen dat de installatie, nadat ze vrij zijn
gekomen, sluit.
Als er geen enkel paar BUS-fotocellen
op de installatie voorzien is, geeft de
programmeerstap
wat is aangegeven in figuur 10.
H e t
B U S - c o m m u n i c a t i e s y s t e e m
autodiagnosefunctie die in staat is een verkeerde aansluiting
of een verkeerde configuratie van de BUS-accessoires te
signaleren.
Het display toont een KNIPPEREND signaal
cc
in geval van KORTSLUITING in de
BUS-lijn, zoals in figuur 13. Controleer of de
aansluitingen zijn gemaakt (hst. 4.3).
Op het display wordt het KNIPPEREND
Er
signaal
weergegeven, zoals in figuur
14,
als
meerdere
paren
hetzelfde adres hebben.
Controleer in dit laatste geval alle adressen die op alle
geïnstalleerde fotocellen zijn geïnstalleerd, met raadpleging
van hoofdstuk 4.3.
8
bu
de knop F los en druk de
--
weer, om vervolgens
dient ook om de staat van de
FSW CL = BUS-fotocellen
voor het sluiten
OPEN = BUS-fotocellen
impulsgever OPEN
Fig. 9
Fig. 10
Fig. 11
Fig. 12
bu
in ieder geval weer
g e b r u i k t
Fig. 13
fotocellen
Fig. 14
e e n