VERZOEK ASSISTENTIE (in combinatie met de
A S
volgende functies):
Als deze functie wordt geactiveerd, zal de
uitgang LAMP aan het einde van het aftellen
(dat kan worden ingesteld met de volgende
twee functies "Programmering cycli") iedere 30
seconden (verzoek om ingreep) ongeveer 4
seconden worden ingeschakeld. Dit kan nuttig
zijn voor het instellen van geprogrammeerd
onderhoud.
Y
= Actief
no
= Uitgeschakeld
PROGRAMMERING CYCLI IN DUIZENDTALLEN:
n c
Hiermee kan het aftellen van een aantal
werkingscycli
van
ingesteld, instelbare waarde van 0 tot 99
(maal duizend cycli) De weergegeven waarde
wordt aangepast naar mate de cycli worden
uitgevoerd, en heeft daarbij een wisselwerking
op de waarde van
nC
afneemt, neemt
Deze functie kan worden gebruikt in combinatie
met nC , om het gebruik van de installatie te
controleren, en om gebruik te maken van het
"Verzoek om assistentie".
PROGRAMMERING CYCLI IN
n C
HONDERDDUIZENDTALLEN:
Hiermee kan het aftellen van een aantal
werkingscycli
van
ingesteld, instelbare waarde van 0 tot 99 (maal
honderdduizend cycli) De weergegeven waarde
wordt aangepast naar mate de cycli worden
uitgevoerd, en heeft daarbij een wisselwerking
nc
met de waarde van
nc
neemt
af met 99).
Deze functie kan worden gebruikt in combinatie
nc
,
met
om het gebruik van de installatie te
controleren, en om gebruik te maken van het
"Verzoek om assistentie".
WACHTTIJD LOOP 1
h 1
Hiermee kan de tijd van aanwezigheid op loop
1 worden ingesteld. Na afloop van deze tijd ijkt
de kaart zichzelf en hij geeft hij het signaal "lus
vrij" (decimaalpunt van de eenheden OFF).
Wanneer de kaart wordt aangezet wordt een
automatische reset uitgevoerd.
Y
no
WACHTTIJD LOOP 2
h2
Hiermee kan de tijd van aanwezigheid op
loop 2 worden ingesteld. Na afloop van deze
tijd ijkt de kaart zichzelf en hij geeft hij het
signaal "lus vrij" (decimaalpunt van de tienden
OFF). Wanneer de kaart wordt aangezet wordt
een automatische reset uitgevoerd.
Y
no
STATUS AUTOMATISCH SYSTEEM:
St
Verlaten van de programmering, opslag
van de gegevens en terugkeer naar de
statusweergave van het hek (zie par. 5.1.).
5.5. INSTELLING INGEBOUWDE LOOP DETECTOR
De 624 BLD is voorzien van een ingebouwde detector van
metalen massa's waarmee via inductie voertuigen worden
gedetecteerd.
Eigenschappen:
•
galvanische scheiding tussen de elektronica van de detector
en de lus
•
automatisch uitlijnen van het systeem meteen na activering
•
continue reset van de frequentiedriften
•
gevoeligheid onafhankelijk van de inductiviteit van de lus
•
regelbare werkfrequentie van de lussen
•
bericht "lus bezet" weergegeven met led
•
status van de lussen die van een adres kunnen worden voorzien
op de uitgangen OUT 1, OUT 2, OUT 3 en OUT 4
no
00
de
installatie
worden
nC
n c
(als
met 99
af met één).
0 1
de
installatie
worden
n C
.
(als
met 1 afneemt,
no
= 5 minuten
= oneindig
no
= 5 minuten
= oneindig
Aansluiting:
Sluit de detectielussen aan zoals aangegeven in figuur 2 op
pagina 4:
- Klemmen 1 - 2 voor LOOP 1 = lus met functie opening
doorgang;
- Klemmen 3 - 4 voor LOOP 2 = lus met functie sluiting
doorgang en/of beveiliging bij sluiting.
Voor nadere informatie over het effect van de signalen die
van de lus afkomstig zijn op het automatisch systeem, zie de
logicatabellen in hoofdstuk 12.
Om de werking van de aangesloten lussen te activeren, moet
u naar het 1e programmeerniveau gaan en de stappen
L2
Y
en
in
tegelijkertijd met de aangesloten lussen instellen.
Als er slechts één lus is geïnstalleerd, activeer dan alleen
de bijbehorende programmeerstap.
De werkingsstatus van de loop detector wordt getoond door
middel van de decimaalpunten van het display wanneer de
status van het automatisch systeem wordt getoond (stap
IJKING
Iedere keer dat de voeding naar de kaart 624 BLD wordt
ingeschakeld, geeft het display de status van het automatisch
systeem weer, en voert de ingebouwde detector een zelfijking
van de aangesloten lussen uit. Voer dus een ijking uit door
de spanning naar de 624 BLD minstens 5 seconden los te
koppelen.
De ijking wordt weergegeven op het display
doordat twee punten knipperen zoals in
figuur 15
.
Als een of beide magnetische lussen niet is/zijn
geïnstalleerd, blijft de loop detector constant ijken,
zonder dat dit werkingproblemen voor de kaart
met zich meebrengt. Tijdens de weergave van de
status van het automatisch systeem knipperen
een of twee decimaalpunten constant.
Na het ijken geven de decimaalpunten de status van de
lussen weer:
LOOP 1
Punt BRANDT
= Lus BEZET
Punt GEDOOFD
= Lus VRIJ
Punt KNIPP .
= Lus NIET AANGESLOTEN of WORDT GEIJKT
INSTELLEN GEVOELIGHEID
Door de gevoeligheid in te stellen wordt van ieder kanaal de
variatie van de inductiviteit bepaald die een voertuig moet
veroorzaken om de bijbehorende uitgang van de detector
te activeren.
De gevoeligheid wordt voor ieder kanaal apart ingesteld met
behulp van de twee parameters
programmeerniveau. Daarnaast kan bij beide detectoren de
BOOST-functie worden ingeschakeld. Zie hoofdstuk 5.1.
INSTELLEN WACHTTIJD
De wachttijd begint te lopen wanneer de lus wordt bezet.
Als nadat deze tijd is verstreken de lus nog steeds bezet is,
wordt een nieuwe automatische ijking uitgevoerd, waarmee
de aanwezigheid van een metalen massa op de lus deze
lus niet langer als bezet aangeeft. Na afloop van de nieuwe
ijking wordt de lus als "vrij" beschouwd.
De wachttijd kan worden ingesteld met behulp van de twee
h 1
h2
parameters
en
e van het 2e programmeerniveau.
Zie hoofdstuk 5.4.
10
L1
St
).
Fig. 15
LOOP 2
S1
S 2
en
van het eerste