12: De eerste compressor die gewoonlijk start is
de beschikbare compressor met het minste aantal
starts.
Deze
compressor
doorloopt
nu
de
verschillende startfasen.
13: De eerste compressor wordt geladen en gelost
in een poging een adequate belasting tot stand te
brengen door regulering van de LWT naar het
geactiveerde instelpunt [Active Setpoint].
14: Als één compressor niet volstaat bij het tot
stand brengen van een adequate belasting, zullen
extra compressors worden gestart. Een extra
compressor wordt gestart wanneer de werkende
compressor voorzien is van een specifieke
capaciteit en de LWT hoger is dan het
geactiveerde instelpunt [Active Setpoint] plus de
Stage Up Delta T.
15: Er moet een minimumtijd verstrijken tussen
het starten van de compressors. De resterende tijd
kan worden afgelezen op de HMI, als het
minimum wachtwoordniveau geactiveerd is.
16: De tweede compressor doorloopt nu de
verschillende startfasen.
17: Alle werkende compressors worden nu
geladen of gelost om te kunnen voldoen aan een
adequate belasting. Wanneer dit mogelijk is zullen
zij de belasting evenwichtig verdelen [Load
balance], zodat de werkende compressors een
bijna gelijke capaciteit hebben.
18: Wanneer de lading daalt, dalen de compressors
overeenkomstig. Als de LWT daalt onder het
geactiveerde instelpunt [Active Setpoint] minus de
Stage Down Delta T, wordt één compressor
uitgeschakeld. Als alle werkende compressors zijn
gelost onder een minimumwaarde, dan kan dit ook
resulteren in het uitschakelen van een compressor.
19:
De
volgende
compressor
die
wordt
uitgeschakeld is over het algemeen de compressor
met het hoogst aantal gedraaide uren.
D – EOMWC00310-12NL