6 Bediening
83311007 1/2021-07 La
Montage- en bedieningsrichtlijnen
Stookoliecondensatieketel WTC-OB 14-B en WTC-OB 18-B
6.9 Vorstbeveiliging
Ketelvorstbeveiliging
Vertrektemperatuur < 8 °C:
Brander werkt met minimaal vermogen.
Pomp is in werking.
Vertrektemperatuur > 8 °C plus schakeldifferentieel (parameter 32):
Brander schakelt zich uit.
Pompnaloop is actief (parameter 41).
Ketelvorstbeveiliging heeft ook effect op uitgang MFA1 en VA1 indien deze als
toevoerpomp geparametreerd is (parameter 13, 14, 15).
Als de ketelvorstbeveiliging actief is, knippert het symbool
Installatievorstbeveiliging (met buitenvoeler)
Buitentemperatuur < installatievorstbeveiligingstemperatuur (parameter 23):
Pomp springt om de 5 uur aan. Aanschakelduur stemt overeen met de
pompnalooptijd (parameter 41).
Buitentemperatuur < installatievorstbeveiligingstemperatuur (parameter 23) min 5
Kelvin:
Continue werking van de pomp is actief.
Buitentemperatuur > installatievorstbeveiligingstemperatuur (parameter 23):
Continue werking van de pomp is gedeactiveerd.
Installatievorstbeveiliging heeft effect op uitgang MFA1 en VA1 als deze als
stookkringpomp geparametreerd is (parameter 13, 14, 15).
Bij een buffervatregeling heeft de installatievorstbeveiliging geen effect op de
ketelkringpomp.
Warmwater-vorstbeveiliging
Warmwatertemperatuur < 8 °C:
Brander werkt met minimaal vermogen.
Pomp is in werking.
Warmwatertemperatuur > 8 °C plus halve schakeldifferentieel (parameter 51)
brander schakelt af.
Warmwatervorstbeveiliging heeft effect op uitgang MFA1 en VA1 als deze als
circulatie- of WW-laadpomp geparametreerd zijn (parameter 13, 14, 15).
Als de warmwatervorstbeveiliging actief is, knippert het symbool op het display
58-148
op het display.
.