Bestudeer aandachtig de eigenschappen en consistentie van de
muur voor de eventuele keuze van pluggen die voor bijzondere
omstandigheden geschikt zijn.
De fabrikant acht zich niet aansprakelijk voor een eventueel ontoerei-
kende beoordeling van de structurele consistentie van de verankering
door de installateur. We adviseren daarom om bijzonder goed op te
letten aangezien deze handeling, als deze verkeerd uitgevoerd wordt,
ernstig persoonlijk letsel en materiële schade kan veroorzaken.
•
In het geval van apparaten met warmtepomp waardoor geen condensafvoer in
de muur ingebouwd is (zie paragraaf 2.4.2), moet een gat in de muur geboord
worden op de plaats die op de boormal is aangegeven, zodat de condens kan
worden afgevoerd.
2.4.2 -Aanleggen van de condensafvoerlijn
•
Voor de machines met warmtepomp is het
nodig om condensafvoerleiding (N) op de
klimaatregelaar aan te sluiten, die vast-
gekoppeld moet worden aan de daarvoor
bestemde opening (X) op de achterkant
van de unit. Verwijder de dop (B) alvorens
de afvoerslang aan te sluiten (afb. 7). Een
magneetklep zorgt ervoor dat de condens
uit het inwendige reservoir kan stromen
als het maximumniveau bereikt wordt.
•
In het geval van machines die uitslui-
tend koelen moet de condensafvoer-
leiding worden aangesloten als ze
werken bij een lage buitentemperatuur
(lager dan 23°C).
•
De afvoer vindt dankzij de zwaar-
tekracht plaats. Daarom moet de
afvoerleiding op elk punt een mini-
male helling van 3% vertonen. De te
zijn en moet een minimale diameter
van 16 mm hebben.
•
Als de leiding naar een riool voert, moet een sifon worden geïnstalleerd voordat de
leiding de afvoer bereikt. De sifon moet op minstens 300 mm onder de opening van
het apparaat zijn aangebracht (afb.8).
7
B
X
N
8
min
300
mm
UNICO EVO R290
X
NL - 19