ligingsschakelaars) Hogere beveiligingen
kunnen kabelbrand c.q. brandschade aan
gebouwen als gevolg hebben.
Lasschild
WAARSCHUWING
RISICO VOOR DE GEZONDHEID!
Wanneer u het lasschild niet gebruikt, kan
de vlamboog UV-straling en hitte verspreiden
die schadelijk zijn voor de gezondheid en
uw ogen verwonden.
Gebruik het lasschild altijd, wanneer u last.
z Lassen
VERBRANDINGSGEVAAR!
WAARSCHUWING
Gelaste werkstukken zijn zeer heet,
waardoor u zich eraan kunt verbranden.
Gebruik altijd een tang om gelaste, hete
werkstukken te verplaatsen.
Nadat u het lasapparaat elektrisch
hebt aangesloten, gaat u als volgt te
werk:
Verbind de massakabel met de massak-
4
lem
met het te lassen werkstuk.
Let erop dat er een goed elektrisch
contact is.
Op de te lassen plaats moeten roest en
verf van het werkstuk worden verwijderd.
Kies de materiaaldikte via de draairege-
laar
7
.
Schakel het apparaat in.
Houd het lasschild
en leid het gasmondstuk
plaats van het werkstuk dat moet worden
gelast.
Druk de lasstartknop
vlamboog te produceren. Wanneer de
vlamboog brandt, voert het apparaat
draad in het smeltbad.
Wanneer de lasspleet groot genoeg is,
wordt de toorts
gewenste zijde geleid. De afstand tussen
gasmondstuk en werkstuk moet zo kort
mogelijk zijn (in geen geval groter dan
10 mm).
Pendel eventueel lichtjes om het smeltbad
62
NL/BE
23
voor het gezicht
9
naar de
11
in om een
10
langzaam langs de
een beetje te vergroten.
De branddiepte (komt overeen met de
diepte van de lasnaad in het materiaal)
moet zo diep mogelijk zijn, het smeltbad
mag echter niet door het werkstuk door-
vallen.
De slak mag pas na het afkoelen van
de naad worden verwijderd. Om een
lashandeling aan een onderbroken naad
verder te zetten:
Verwijder eerst de slak op het bevesti-
gingspunt.
In de naadvoeg wordt de vlamboog
ontstoken, naar de aansluitplaats geleid,
daar juist gesmolten en vervolgens wordt
de lasnaad verder geleid.
VOORZICHTIG! Let erop dat de toorts
na het lassen altijd op een geïsoleerde
plaats moet worden weggelegd.
Schakel het lasapparaat na voltooiing
van de laswerkzaamheden en bij pauze
altijd uit en trek de stroomstekker altijd uit
het stopcontact
z Lasnaad maken
Steeknaad of duwend lassen
De toorts wordt naar voor geschoven. Resul-
taat: de branddiepte is kleiner, naadbreedte
groter, bovenrups van de naad (zichtbaar
oppervlak van de lasnaad) vlakker en de
bindfouttolerantie (fout in de materiaalver-
smelting) groter.
Sleepnaad of trekkend lassen
De toorts wordt van de lasnaad weggetrok-
ken (afb. S). Resultaat: branddiepte groter,
naadbreedte kleiner, bovenrups van naad
hoger en de bindfouttolerantie kleiner.
Lasverbindingen
Er zijn twee basisverbindingen in de lastech-
niek: stompnaad- (buitenhoek) en hoeknaad-
verbinding (binnenhoek en overlapping).
Stompnaadverbindingen
Bij stompnaadverbindingen tot een mate-
riaaldikte van 2 mm worden de lasranden