Om het gevaar van een
WAARSCHUWING
elektrische schok, een letsel of een beschadi-
ging te vermijden, trekt u voor elk onderhoud
of werkvoorbereidende activiteit de stroom-
stekker uit het stopcontact.
Opmerking: naargelang de toepassing
zijn er verschillende lasdraden nodig. Met
dit apparaat kunnen lasdraden met een dia-
meter van 0,6–1,0 mm worden gebruikt.
Aanvoerrol, lasmondstuk en draaddiame-
ter moeten altijd bij elkaar passen. Het
apparaat is geschikt voor draadrollen tot
maximaal 1000 g.
Ontgrendel en open de afdekking voor
de draadaanvoereenheid
vergrendeling omhoog te drukken.
Ontgrendel de roleenheid door op de
29
rolhouder
te drukken en deze tegen
de klok in te draaien (zie fig. F).
Trek de rolhouder
de as (zie fig. F).
Opmerking: Let erop dat het uiteinde
van de draad niet loskomt waardoor de rol
op eigen kracht afrolt. Het uiteinde van de
draad mag pas tijdens de montage worden
losgemaakt.
Pak de vuldraad-lasspoel
uit, zodat deze ongehinderd kan wor-
den afgerold. Maak het uiteinde van de
draad echter nog niet los (zie afb. G).
Plaats de draadrol op de as. Let erop dat
de rol aan de zijde van de draaddoor-
voer
31
wordt afgewikkeld (zie afb. G).
Plaats de sluitring en de rolhouder
terug en vergrendel ze door ze in te
drukken en met de klok mee te draaien
(zie fig. G).
Draai de stelschroef
deze omlaag (zie afb. H).
Draai de drukroleenheid
zijkant weg (zie afb. I).
Maak de aanvoerrolhouder los
door tegen de wijzers van de klok in te
draaien en trek hem er naar voren af
60
NL/BE
1
door de
29
en de sluitring van
17
volledig
29
27
los en zwenk
28
naar de
30
(zie afb. J).
Controleer op de bovenzijde van de
19
aanvoerrol
of de juiste draaddikte
is aangegeven. Indien nodig moet de
aanvoerrol worden omgedraaid of ver-
vangen. De meegeleverde lasdraad
(Ø 0,9 mm) moet in de aanvoerrol
met de aangegeven draaddikte van
Ø 0,9 mm worden gebruikt. De draad
moet zich in de voorste groef bevinden!
Plaats de aanvoerrolhouder
op en schroef deze met de wijzers van
de klok mee vast.
Verwijder het gasmondstuk
tegen de klok in te draaien (zie afb. K).
Schroef het lasmondstuk
afb. K).
Leid het slangenpakket
lijk van het lasapparaat weg (leg het op
de grond).
Neem het uiteinde van de draad uit de
spoelrand (zie afb. L).
Kort het uiteinde van de draad in met
een draadschaar of een zijkniptang om
het beschadigde gebogen uiteinde van
de draad te verwijderen (zie afb. L).
Opmerking: De draad moet heel de
tijd gespannen worden gehouden, om
te vermijden dat hij loskomt en afrolt!
Het is aan te raden om de werkzaam-
heden altijd met een andere persoon uit
te voeren.
Schuif de vuldraad door de draaddoor-
31
voer
(zie ab. M).
Leid de draad langs de aanvoerrol
schuif hem daarna in de draadopname
32
(zie afb. N).
Zwenk de drukroleenheid
ting van de aanvoerrol
Haak de stelschroef
Stel de tegendruk in met de stelschroef.
De lasdraad moet vast tussen drukrol
en aanvoerrol
19
ding zitten zonder bekneld te raken (zie
afb. O).
Schakel het lasapparaat aan de hoofd-
5
schakelaar
in.
19
30
er terug
9
door
15
eruit (zie
12
zo recht moge-
19
28
in de rich-
19
(zie afb. O).
27
erin (zie afb. O).
in de bovenste gelei-
en