Veiligheidsmaatregelen
• Elk onderdeel van het koelcircuit
(verdampers, luchtkoelers,
luchtbehandelingsunit, condensors of
vloeistofvaten) of de leidingen mogen niet
vlakbij warmtebronnen, open vuur, werkende
gastoestellen of een werkende elektrische
verwarmer worden gesitueerd.
• De gebruiker/eigenaar of hun bevoegde
vertegenwoordiger moeten regelmatig
maar ten minste eenmaal per jaar de
alarmen, mechanische ventilatie en
detectoren controleren, zoals in nationale
verordeningen is vereist om te zorgen dat
deze goed blijven functioneren.
• Er moet een logboek worden bijgehouden.
Het resultaat van deze controles moet in het
logboek worden vastgelegd.
• Bij ventilatie in intensief gebruikte ruimten
moet worden gecontroleerd dat en geen
belemmeringen zijn.
• Voordat een nieuw koelsysteem in
gebruik wordt genomen, moet degene
die voor ingebruikname verantwoordelijk
is, ervoor zorgen dat opgeleid en
gecertifi ceerd bedieningspersoneel worden
geïnstrueerd. Hierbij moet op basis van
de gebruiksaanwijzing de uitvoering, het
toezicht, de bediening en het onderhoud
van het koelsysteem, zowel als de te
nemen veiligheidsmaatregelen, en de
eigenschappen en het omgaan met het
gebruikte koelmiddel worden uitgelegd.
• De algemene eisen aan goed opgeleid
en gecertifi ceerd personeel zijn hieronder
aangegeven:
a) Kennis van wet- en regelgeving en
normen met betrekking tot brandbare
koelmiddelen; en
b) Gedetailleerde kennis over en
vaardigheden in het omgaan met
brandbare koelmiddelen, persoonlijke
beschermingsmiddelen, voorkoming
van lekkage van koelmiddel, omgaan
met cilinders, vullen, lekdetectie,
terugwinning en verwijdering; en
30
c) Het kunnen begrijpen en in de praktijk
toepassen van de eisen in de nationale
wet- en regelgeving en normen; en
d) Het doorlopend volgen van periodieke
en uitgebreide opleidingen om deze
expertise te behouden.
e) De leidingen van de airconditioner
moeten in de gebruikte ruimte zo worden
geïnstalleerd dat ze beschermd zijn
tegen toevallig beschadiging tijdens het
gebruik en onderhoud.
f) Er moeten voorzorgsmaatregelen
worden genomen om overmatige
trillingen of slaan van koelleidingen te
voorkomen.
g) Zorg ervoor dat beschermingsmiddelen,
koelleidingen en hulpstukken goed
beschermd zijn tegen negatieve
omgevingseffecten (zoals het gevaar
van verzameld water dat bevriest in
schuine leidingen of de ophoping van
vuil en resten).
h) Uitzetting en krimpen van lange
leidingen in koelsystemen moet
zorgvuldig worden ontworpen en
gemonteerd (bevestigd en beschermd)
om de mogelijkheid te minimaliseren
dat het systeem beschadigd wordt door
waterslag.
i) Bescherm het koelsysteem
tegen toevallige breuk door het
verschuiven van meubilair of
verbouwingswerkzaamheden.
j) Om lekkages te voorkomen, moeten
ter plaatse gemaakte verbindingen
in koelleidingen binnen op dichtheid
worden getest. De testmethode moet
een gevoeligheid hebben van 5 gram
koelmiddel per jaar of beter, bij een druk
van tenminste 0,25 maal de maximaal
toelaatbare druk (>1,04 MPa, max.
4,15 MPa). Er mag geen lekkage
worden gedetecteerd.