TCP/IP configuratie
Binnen een Ethernet heeft elk apparaat een eenduidig
TCP/IP-adres, dat manueel of door een DHCP-server
verstrekt kan worden. Het 4 bytes lange apparaatadres
(byte 0 tot 3) wordt binnen de TCP/IP-configuratie met
de gegevens omtrent het subnetsjabloon en de gateway
aangevuld.
Handmatige instelling van het TCP/IP-apparaatadres
(Adr)
• Ga, zoals reeds beschreven naar de programmeer-
modus. De symbolen voor de programmeermodus
PRG en voor de stroomtransformator CT verschijnen.
• Door driemaal op toets 2 te drukken ga je naar de TCP/
IP-instellingen voor de adressering van de apparaten.
• Kies met toets 1 het gewenste cijfer uit. De keuze
wordt door knipperen van het cijfer weergegeven.
• Met toets 2 is het geselecteerde cijfer instelbaar.
• Kies met toets 1 het volgende cijfer uit en leg dit
opnieuw vast met toets 2.
• Is byte 0 van het TCP/IP-adres ingesteld, volgt via
toets 1 het vastleggen van bytes 1 tot 3 van het
adres. Daarna springt de weergave weer naar byte 0
(er knippert geen cijfer).
UMG 96RM-E
Omschrijving
Byte-aanduiding
(b.z. byte 0) van het adres
Adreswaarde, byte 0
Afb. TCP/IP-adres, byte 1
Een TCP/IP-adres bestaat
uit 4 bytes met de volgende
opbouw:
Byte 0
Byte 1
Byte 2 Byte 3
x x x. x xx . xx x .x x x
Voorbeeld:
192.168.003. 177
Afb. TCP/IP-adres,
byte 2, waarde 003
Afb. TCP/IP-adres,
byte 3, waarde 177
53