• Als de maximale laadspanning is bereikt, wordt de spanning constant gehouden („Constant
Voltage"-modus) en wordt de laadstroom naargelang de laadtoestand van de accu, altijd
lager.
• Wanneer bij maximale laadspanning, de laadstroom zijn laagste waarde heeft bereikt, licht
de toestandsindicator van het laadapparaat groen op.
Het opladen is dan voltooid.
Opdat bij het opladen alle cellen van een accupack precies dezelfde spanning weerge-
ven, wordt de cel met de hoogste spanning tijdens het opladen via de balanceraanslui-
ting doelgericht ontladen. Om dit aan te geven, dooft de overeenkomstige LED van de
balancerindicator kort op.
• Ontkoppel de accu van de balancer-adapterplaat en laadkabel nadat het opladen is voltooid.
De toestandsindicator van het laadapparaat knippert nu groen en geeft zo aan dat het
apparaat gereed is om op te laden.
Een andere, identieke accu kan nu aan de laadkabel en balancer-adapterplaat worden
aangesloten en opgeladen.
Als een andere accu wordt opgeladen, gaat u opnieuw te werk zoals bij het begin
beschreven en stelt u het accutype en de laadstroom in.
• Als er geen andere accu moet worden opgeladen, trekt u de stekker uit de contactdoos.
74