Let op dat de maximale belasting van het laadapparaat max. 50 W bedraagt. Een
laadstroom van 5 A wordt alleen bereikt tot een laadspanning van ca. 10 V.
Als er een hogere laadspanning nodig is, valt de laadstroom in overeenstemming met
het maximum vermogen automatisch terug.
• Sluit de aansluitkabel van de balancer-adapterplaat (13) aan de balanceraansluiting (6) van
het laadapparaat aan.
• Verbind de balanceraansluiting van de accu (14) met de balanceradapterplaat. Gebruik
daarvoor de bij het cellenaantal passende stekker.
Het op het laadapparaat gebruikte stekkersysteem draagt de markering „XH". Als er
andere stekkers (EH, HP/PQ of TP/FP) stekkers aan uw accu aangesloten zijn, moeten
passende adapters uit de accessoirehandel worden gebruikt.
• Sluit de netkabel aan de netbus (2) aan en steek de netstekker in een contactdoos.
• Onmiddellijk na de aansluiting aan het stroomnet lichten de 6 LED's van de balancerindi-
cator (3) en de toestandsindicator van het laadapparaat (5) kort op. Daarna lichten nog,
naargelang het cellenaantal van de aangesloten accu, de LED's 1 - 6 van de balancerindica-
tor kort op.
Als de accu correct is aangesloten, begint het opladen nu.
De LED's van de balancerindicator en de toestandsindicator van het laadapparaat lichten in
overeenstemming met het cellenaantal permanent rood op.
• Bij het begin van het opladen licht de toestandsindicator van het laadapparaat rood op en
geeft zo de stroomgeregelde laadtoestand („Constant Current"-modus) aan. Daartoe wordt
de laadspanning voortdurend verhoogd om de ingestelde laadstroom constant te houden.
Afbeelding 3
73