Nederlands
Optrek- en remsnelheid
De optrek- en remsnelheid zijn gescheiden van elkaar via de centrale te
programmeren. Deze kan worden in- en uitgeschakeld met een
functietoets (bij aflevering F4) indien goed geprogrammeerd.
Noodstop
Indien
goed
automatisch een noodstop uitgevoerd.
4.3. Functie-uitgangen
De decoder heeft functie-uitgangen waaraan naar behoefte verbruikers
kunnen
worden
geluidsmodule, elektrische koppeling). Het aantal en soort van de
verbruikers, die kunnen worden aangesloten, is afhankelijk van het
aantal verbruikers, de maximale stroom van de uitgangen en de
maximale totaalstroom van de betreffende decoder (zie hoofdstuk 5.
"Technische gegevens").
Effecten voor de functie-uitgangen
Voor de functie-uitgangen kunnen de volgende effecten apart worden
ingesteld:
Rijrichtingafhankelijk aan-/uitschakelen.
Knipperen en dubbel knipperen. De frequentie en de impulsduur van
de knipperlichten kan worden ingesteld. Voorbeeld: Enkelvoudig en
afwisselend knipperlicht of flitsen.
Dimmen. Voorbeeld: De voor het analoog bedrijf bedoelde lampjes
van oudere voertuigen kunnen worden gedimd en hoeven daarom
na het inbouwen van de decoder niet te worden verwisseld.
Rangeerlicht: de uitgangen kunnen ook zo worden geprogrammeerd,
dat ze tijdens het rangeren (te schakelen met F3 of F4) daadwerkelijk
ingeschakeld zijn. De rijrichtingafhankelijkheid van deze uitgangen is
tijdens het rangeren opgeheven.
Pagina 14
geprogrammeerd
aangesloten
wordt
bij
een
(b.v.
verlichting,
Locdecoders serie 30
richtingswisseling
rookgenerator,