Type bijverw: Shunt-contr
Type bijverw
Alternatief: stapgeregeld/shuntgeregeld
Prioriteit bijverw.
Alternatief: aan/uit
Minimale bedrijfstijd
Instelbereik: 0 – 48 u
Laagste temperatuur
Instelbereik: 5 – 90 °C
Shuntversterking
Instelbereik: 0,1 –10,0
Shuntwachttijd
Instelbereik: 10 – 300 s
Selecteer deze optie als er een bijverwarming met
shuntregeling is aangesloten.
Hier kunt u instellen wanneer de bijverwarming moet
starten en wat de minimale bedrijfstijd en de minimale
temperatuur moet zijn voor externe bijverwarming met
shunt. Externe bijverwarming met shunt is bijvoorbeeld
een ketel op hout of pellets.
U kunt de versterking van de shuntklep en de wachttijd
van de shuntklep instellen.
Als u kiest voor "Geprioriteerde bijverwarming", wordt
de warmte van de externe bijverwarming gebruikt in
plaats van die van de warmtepomp. De shunt wordt net
zo lang geregeld als er warmte beschikbaar is, anders
wordt de shunt gesloten.
MENU 7.1.6 - VERWARMING
Dit menu bevat submenu's waar u geavanceerde instel-
lingen voor de verwarming kunt invoeren.
MENU 7.1.6.1 - MAX. VERSCHIL
AANVOERTEMPERATUUR
Max. verschil compressor
Instelbereik: 1 – 25 °C
Max. verschil bijverwarming
Instelbereik: 1 – 24 °C
BT12 verschuiving warmtepomp 1 – 8
Instelbereik: -5 – 5°C
Hier stelt u het maximaal toegestane verschil in tussen
de berekende en de actuele aanvoertemperatuur in het
geval van respectievelijk de compressor- of de bijverwar-
mingsmodus. Het max. verschil bijverwarming kan nooit
hoger zijn dan het max. verschil compressor
56
Hoofdstuk 9 | Regeling – Menu's
Max. verschil, compressor: Indien de actuele aanvoer-
temperatuur de berekende aanvoer met de ingestelde
waarde overstijgt, wordt de waarde in graadminuten
ingesteld op +1. De compressor in de warmtepomp
stopt als er alleen warmtevraag is voor cv.
Max. verschil bijverwarming: Indien "Bijverwarming"
wordt geselecteerd en geactiveerd in menu 4.1 en de
actuele aanvoertemperatuur de berekende temperatuur
met de ingestelde waarde overstijgt, wordt de bijverwar-
ming stopgezet.
BT12 verschuiving: Indien er een verschil is tussen de
temperatuursensor, aanvoer van het cv-water (BT25) en
de temperatuursensor, condensoraanvoer (BT12), kunt
u hier een vaste verschuiving instellen om het verschil
te compenseren.
MENU 7.1.6.2 -
DOORSTROMINGSINSTELLING,
KLIMAATSYSTEEM
Instelling
Alternatief: radiator, vloerverw., rad. + vloerverw.,
Eigen instelling
Instelbereik DOT: -40,0 – 20,0 °C
Eigen instelling
Instelbereik dT bij DOT 0,0 – 25,0
Instelbereik DOT: -40,0 – 20,0°C
Hier wordt het type afgiftesysteem ingesteld waar de
circulatiepomp verwarmingssysteem naartoe werkt.
dT bij DOT is het verschil in graden tussen aanvoer- en
retourtemperaturen bij de ontwerpbuitentemperatuur.
MENU 7.1.6.3 - VERMOGEN BIJ DOT
Alternatief: Handmatig geselecteerd vermogen bij
DOT, Vermogen bij DOT
Handmatig geselecteerd vermogen bij DOT
Instelbereik: aan/uit
Vermogen bij DOT
Instelbereik: 1 – 1 000 kW
Hier stelt u het vermogen in dat het pand nodig heeft
bij DOT (gedimensioneerde buitentemperatuur).
Als u ervoor kiest om niet "Handmatig geselecteerd
vermogen bij DOT" te activeren, wordt de instelling au-
tomatisch ingevoerd, d.w.z. de SMO S40 selecteert het
passende vermogen bij DOT.
MENU 7.1.6.4 - VOCHTIGHEIDSREGELING
Hier kunt u tijdens verwarming de Vochtigheidsregeling
activeren op basis van de relatieve vochtigheid (RH) in
de lucht. Wordt alleen weergegeven als er een vocht-
sensor is geïnstalleerd.
NIBE SMO S40