2
Chapter 2
VOORDAT U DE MACHINE GAAT GEBRUIKEN
Dit hoofdstuk geeft de basisinformatie over het gebruik van de faxfuncties van het apparaat. Lees dit hoofdstuk voor
het eerste gebruik van de machine aandachtig door.
ONDERDEELBENAMINGEN EN FUNCTIES
1
USB 2.0-poort
1
Sluit uw computer op deze poort aan als u de
scanner- en printerfuncties wilt gebruiken.
Laderreiniger
2
Gebruik deze voor de reiniging van de
transportlader.
Glasreiniger
3
Gebruik dit product om de scanplaat van het
origineel te reinigen.
Glasplaat
4
Plaats hier de originelen die u wilt scannen met de
kopiezijde naar beneden.
Handgrepen
5
Worden gebruikt bij het verplaatsen van de
machine.
Hoofdschakelaar
6
Gebruik deze schakelaar om de machine aan en
uit te zetten.
17
3
4
5
6
2
12
(p.29)
8
9
7
10
11
Middelste papierlade
7
Kopieën en afdrukken komen in deze lade terecht.
Bovenlade (wanneer de
8
documentsorteerladekit is geïnstalleerd)
Ontvangen faxen (wanneer de faxoptie is
geïnstalleerd) en printopdrachten komen in deze
lade terecht.
Bedieningspaneel
9
Bevat bedieningstoetsen en indicatorlampjes.
Voorklep
10
Open deze klep om vastgelopen papier te
verwijderen en de tonercartridge te vervangen.
Lade 1
11
In lade 1 gaan ca.250 bladen van kopieerpapier
2
(80 g/m
).
Lade 2
12
In lade 2 gaan ca.250 bladen van kopieerpapier
2
(80 g/m
).
13
16
17
18
5
14
15