HET PRINTERSTUURPROGRAMMA
CONFIGUREREN
Na het installeren van het printerstuurprogramma moet u de instellingen voor het printerstuurprogramma juist
configureren voor het aantal papierlades op de machine en het papierformaat dat in elke lade wordt geplaatst.
1
Klik op de toets "Start", klik op
"Bedieningspaneel" en klik
vervolgens op "Printer".
• In Windows 7, klik op de toets "Start" en klik
vervolgens op de toets "Apparaten en printers".
• In Windows XP, klik op de toets "start" en klik
op "Printers en faxen".
• In Windows 2000, klik op de toets "Start", selecteer
"Instellingen" en klik vervolgens op "Printers".
Als in Windows XP "Printers en faxen" niet in
het menu "start" verschijnt, selecteer
Opmerking
"Bedieningspaneel", selecteer "Printers en
overige hardware", en selecteer vervolgens
"Printers en faxen".
2
Klik op het pictogram van het "SHARP
MX-XXXX" printerstuurprogramma en
selecteer "Eigenschappen" uit het
menu "Organiseren".
• In Windows 7, rechtsklik op het pictogram van
het "SHARP MX-XXXX" printerstuurprogramma
en klik vervolgens op "Printereigenschappen".
• In Windows XP/2000, selecteer
"Eigenschappen" uit het menu "Bestand".
3
Klik op het tabblad "Configuratie" en
stel de printerconfiguratie in op basis
van de opties die werden geïnstalleerd.
Stel de printerconfiguratie correct in. Anders
wordt het afdrukken mogelijk onjuist uitgevoerd.
Klik op de toets "Automatische configuratie" om
de instellingen gebaseerd op de gedetecteerde
Opmerking
machinestatus automatisch te configureren.
4
Klik op de toets "Stel ladestatus in" en
selecteer het papierformaat dat in elke
lade is geplaatst.
Selecteer een lade in het menu "Papierbron" en
selecteer het papierformaat dat in de lade is
geplaatst uit het menu "Stel papierformaat in".
Herhaal voor elke lade.
5
Klik op de toets "OK" in het venster
"Stel ladestatus in".
6
Klik op de toets "OK" in het venster
van de printereigenschappen.
1
12