Gebruiksaanwijzing
bestuurder zich niet op de stoel bevindt, de hendel
van de aandrijving van de messenkooien uitge-
schakeld is; de motor zou nu moeten starten. Indien
nu ofwel het tractiepedaal ingetrapt wordt, ofwel de
aandrijving van de messenkooien ingeschakeld
wordt, terwijl de bestuurder niet op de stoel zit, dan
zou de machine moeten stoppen. Corrigeer het
probleem indien de veiligheidsschakelaars niet
correct werken.
2.
Als de bestuurder op de stoel zit terwijl de motor
draait en de aandrijving van de messenkooien
ingeschakeld is, dan zouden de koppeling
ingeschakeld moeten zijn, het indicatielampje
moeten branden en de tussenas moeten draaien
indien de liftcilinder volledig opgehaald is. Als de
liftcilinder uitgetrokken wordt, moet het lampje uit
gaan, de koppeling uitgeschakeld worden en de
tussenas moet dan stoppen met draaien. Corrigeer
het probleem indien de veiligheidsschakelaars niet
correct werken.
3.
Als de bestuurder op de stoel zit, de motor draait,
de koppeling ingeschakeld is, de messenkooien
neergelaten zijn en de liftcilinder volledig
ingetrokken is, dan zouden de messenkooien
moeten draaien en het indicatielampje zou moeten
branden. Indien de messenkooien niet draaien en
het lampje niet brandt, dan moet mogelijk de
beveiligingsschakelaar van de maaimachine
bijgesteld worden.
A. Stop de motor en schakel de parkeerrem in.
B. Controleer of de messenkooien volledig
neergelaten zijn en de liftcilinder volledig
ingetrokken is.
C. De schakelaar van de blokkeringsbeveiliging
bevindt zich aan de linkerkant van de machine
op de onderkant van de hydraulische cilinder.
D. Draai de schroef uit totdat de schakelaar
ingeschakeld wordt. Controleer de continuïteit
als de schakelaar ingeschakeld is.
E. Controleer de werking en herhaal de
afstelprocedure indien nodig.
20
HET AFSTELLEN VAN DE
STUURKOLOM
1.
Open de motorkap.
2.
Verwijder de tapbout waarmee de stuurkolom aan
de frame-beugel bevestigd is.
1.
Stuurkolom
2.
Frame-beugel
3.
Zet de stuurkolom in de gewenste positie en draai
de tapbout weer vast.
HET SLEPEN VAN DE TRACTIE-
EENHEID
In noodgevallen kan de tractie-eenheid over een zeer
kleine afstand gesleept worden. Toro raadt echter af dit
regelmatig te doen.
BELANGRIJK: Sleep de tractie-eenheid niet
sneller dan met 3 tot 4,8 Km/uur (2 tot 3
mijl/uur) omdat hierdoor de transmissie
beschadigd kan worden. Indien de tractie-
eenheid over een grotere afstand verplaatst
moet worden, moet deze op een vrachtwagen of
een aanhanger vervoerd worden.
1.
Draai de bypass-klep op de pomp tegen de wijzers
van de klok totdat deze volledig open staat.
2.
Draai de bypass-klep zorgvuldig dicht door deze
met de wijzers van de klok mee te draaien, alvorens
de motor gestart wordt. Draai deze niet vaster dan
7-11 Nm (5-8 ft-lb). Start de motor niet wanneer de
Afbeelding 21