Bedieningsorganen
Tractie- en Stoppedaal (Afb. 9, 10 & 11)—Het
tractiepedaal heeft drie functies; één, op de machine
vooruit te laten gaan; twee, om hem achteruit te laten
gaan; en drie, om te stoppen. Trap de bovenkant van het
pedaal in met behulp van de hak en tenen van uw
rechtervoet om vooruit te rijden en de onderkant om
achteruit te rijden of om mee te helpen stoppen bij het
vooruit rijden. Steun niet met uw hak op "achteruit"
voor uw comfort tijdens het vooruit rijden.
1.
Tractiepedaal
2.
Snelheidsselector
3.
Pedaalbegrenzer
1.
Tractiepedaal
2.
Tractiepedaalbegrenzer (vooruit)
Snelheidsselector (Diesel Uitvoeringen) (Afb. 9)—De
nokhefboom naast het tractiepedaal kan gedraaid worden
om de gewenste snelheid vast te houden.
De pedaalbegrenzer voor achteruit (onder het pedaal) is
in de fabriek afgesteld op een maximum snelheid
achteruit van 4,8 km/uur (3 mijl/uur).
14
Afbeelding 9
Afbeelding 10
FWD—Vooruit
REV—Achteruit
Contactschakelaar
Diesel Uitvoeringen (Afb. 12)—De contact-
schakelaar wordt gebruikt voor het starten, stoppen
en voorgloeien van de motor en heeft vier posities:
OFF, ON, START en GLOW PLUGS (PREHEAT).
[AAN, AF, START, en VOORGLOEIEN]
Om de motor te starten moet de sleutel tegen de wijzers
van de klok in gedraaid worden, naar de VOOR-
GLOEIEN-positie. De sleutel moet 20 à 30 seconden in
deze positie gehouden worden en dan doorgedraaid
worden met de wijzers van de klok mee, naar de
START-positie om de startmotor in te schakelen. Laat
de sleutel los als de motor start. De sleutel zal nu
automatisch naar de ON-positie doordraaien [AAN-
positie]. Om de motor te stoppen moet de sleutel tegen
de wijzers van de klok in gedraaid worden naar de
OFF-positie. Haal de sleutel uit het contact en doe de
beschermer op zijn plaats om te voorkomen dat de
machine per ongeluk gestart wordt.
Benzine Uitvoeringen (Afb. 13)—De contact-
schakelaar heeft drie posities: OFF, ON en START,
en wordt gebruikt om de machine te starten, stoppen
en voor te verwarmen.
Gashendel (Afbeeldingen 12 en 13)—De gashendel
wordt gebruikt om de snelheid van de motor te ver-
anderen. Door de gashendel omhoog te zetten neemt de
motorsnelheid toe; naar beneden vermindert de motor-
snelheid. De gashendel bestuurt de snelheid van de
messenkooien, en, in combinatie met het tractiepedaal,
Afbeelding 11