11 Plaats de computerkap terug, sluit de stekkers van de computer
en apparaten opnieuw op het stopcontact aan en zet de computer
en apparaten vervolgens aan.
12 Ga als volgt te werk als u een geluidskaart hebt geplaatst:
Start het System Setup-programma (zie "System Setup-programma"
a
op pagina 212), ga naar Onboard Devices (Apparaten op moederbord)
en selecteer Integrated Audio (Geïntegreerde audio). Wijzig de
instelling in Off (Uit).
Sluit externe audioapparaten aan op de connectoren van de
b
geluidskaart. Sluit geen externe apparaten aan op de geïntegreerde
microfoon-, luidspreker/hoofdtelefoon- of line-in-connectoren op
het voor- of achterpaneel. Zie het gedeelte "Connectoren op het
achterpaneel" op pagina 26.
13 Volg onderstaande instructies wanneer u een netwerkadapter hebt
geplaatst en de geïntegreerde netwerkadapter wilt uitschakelen:
Start het System Setup-programma (zie "System Setup-programma"
a
op pagina 212), ga naar Onboard Devices (Apparaten op moederbord)
en selecteer Integrated NIC (Geïntegreerde netwerkadapter). Wijzig de
instelling in Off (Uit).
Sluit de netwerkkabel aan op de connectoren van de nieuwe netwerk-
b
adapter. Sluit de netwerkkabel niet aan op de geïntegreerde connector
op het achterpaneel. Zie het gedeelte "Connectoren op het
achterpaneel" op pagina 26.
14 Installeer de benodigde stuurprogramma's voor de kaart zoals beschreven
in de kaartdocumentatie.
Onderdelen verwijderen en installeren
151