Opmerking: U kunt de minimumlengte van een systeemwachtwoord instellen in het menu ThinkPad
Setup. Zie voor meer informatie "menu Security" op pagina 213.
9. Druk eenmaal op Enter om naar de volgende regel te gaan. Typ het wachtwoord dat u zojuist hebt
ingevoerd nogmaals, om het te bevestigen.
10. Prent het wachtwoord in uw geheugen en druk op Enter. Het venster Setup Notice wordt geopend.
Opmerking: Noteer het wachtwoord en bewaar de notitie op een veilige plaats. Als u uw wachtwoord
vergeet, moet u uw computer naar Lenovo of naar een Lenovo-dealer brengen om het wachtwoord
te laten resetten.
11. Druk op F10 om het venster Setup Notice te verlaten.
Het systeemwachtwoord wijzigen of wissen
Volg om het systeemwachtwoord te wijzigen volgt u stap 1 tot en met 9 in "Een systeemwachtwoord
instellen" op pagina 106 en typ u uw wachtwoord om toegang te krijgen tot het programma ThinkPad Setup.
Om het wachtwoord te wijzigen, doet u het volgende:
1. Geef het huidige systeemwachtwoord op in het veld Enter Current Password.
2. Typ daarna het nieuwe systeemwachtwoord in het veld Enter New Password en typ het wachtwoord
nogmaals in het veld Confirm New Password.
3. Volg de bovenstaande stappen 10 en 11 in "Een systeemwachtwoord instellen" op pagina 106 om
uw systeemwachtwoord te wijzigen.
Om het wachtwoord te wissen, doet u het volgende:
1. Geef het huidige systeemwachtwoord op in het veld Enter Current Password.
2. Laat het veld Enter New Password leeg en Confirm New Password leeg.
3. Volg de bovenstaande stappen 10 en 11 in "Een systeemwachtwoord instellen" op pagina 106 om uw
systeemwachtwoord te verwijderen.
Vaste-schijfwachtwoorden
Voor de vaste schijf zijn er twee soorten wachtwoorden waarmee de opgeslagen informatie beschermd
kan worden:
• Gebruikerswachtwoord
• Masterwachtwoord, waarvoor een gebruikerswachtwoord vereist is.
Als er wel een gebruikerswachtwoord van de vaste schijf is ingesteld maar geen masterwachtwoord, moet
het vaste-schijfwachtwoord van de gebruiker worden ingevoerd om toegang te krijgen tot de bestanden en
de software op de vaste schijf.
Het masterwachtwoord voor de vaste schijf kan alleen worden ingesteld en gebruikt door een
systeembeheerder. Met het masterwachtwoord heeft de systeembeheerder, net als met een "hoofdsleutel",
toegang tot alle vaste schijven in een netwerk. De beheerder stelt het masterwachtwoord voor de vaste
schijf in en niemand anders kent dit. Hierna stelt de beheerder op iedere computer in het netwerk een
gebruikerswachtwoord voor de vaste-schijf in en geeft dit door aan de gebruikers van de verschillende
computers. De gebruiker kan dit gebruikerswachtwoord voor de vaste schijf vervolgens zelf wijzigen. De
systeembeheerder heeft via het masterwachtwoord nog steeds toegang tot de vaste schijf.
Opmerking: Wanneer een masterwachtwoord voor de vaste schijf is ingesteld, kan dit alleen door een
systeembeheerder worden verwijderd.
107
.
Hoofdstuk 4
Beveiliging