Controle en afregelingen 27
J. VERZWAKKERNAUWKEURIGHEID
De weerstandswaarde van de verzwakker-weerstanden R3 en R4 moet
samen 98 MS2 ~ 0,25% bedragen.
Eventueel voor R3 (fig. 19) een andere waarde kiezen.
— Zet de meetgebiedenschakelaar SK2 in stand „ 3 mV".
— Sluit op BU2 een positieve spanning aan van 3 mV.
— Stel met potentiometer Rl de meterwijzer op precies 300 schaal-
delen in.
Verwijder de spanning van BU2 en sluit op BU3 een positieve span-
ning aan van 300 mV.
Stel met potentiometer R16 (fig. 15 en 16) de meter~vijzer op 300
schaaldelen in. Wanneer deze instelling niet mogelijk is, moet voor
R21 (fig. 19) een weerstand met een andere waarde worden gemon-
teerd.
Controleer alle meetgebieden bij volle schaaluitslag volgens onder-
staande tabel.
V, (BU2)
Vi (BU3)
SK2 (rood)
SK2 (zmart)
0,- f00
Aanw~zing
0-300
0,1 mV
0,1 mV
96 - 104
0,3 mV
0,3 mV
294 - 306
1
mV
1
mV
98 - 102
3
mV
3
mV
294 - 306
10
mV
10 mV
10
mV
10 mV
98 - 102
30
mV
30 mV
30
mV
30 mV
294 - 306
100
mV
100 mV
100
mV
100 mV
98 - 102
300
mV
300 mV
300
mV
300 mV
294 - 306
1
V
1
V
1
V
1
V
98 - 102
3
V
3
V
3
V
3
V
294 - 306
10
V
10
V
10
V
10
V
98 - 102
30
V
30
V
294 - 306
100
V
100
V
98 - 102
300
V
300
V
294 - 306
1000
V
1000
V
98 - 102
Het laatste gebied (1000 V) mag ook bij b.v. 300 V worden gecontro-
leerd. De tolerantie is dan echter + of —2,5%.