uitgaande VoIP-gesprekken moeten wor-
den afgehandeld en afgerekend.
Uitzonderingen:
u
een telefoonnummer wordt met lijn-
suffix gekozen (pagina 106) of
u
voor het nummer is een kiesregel gede-
finieerd (pagina 119).
Aan elke aangemelde handset is uw num-
mer voor het vaste telefoonnet vast als
zendnummer toegewezen.
Opmerking:
Na aanmelding bij het basisstation zijn aan een
handset de volgende nummers toegewezen:
– Ontvangstnummers: alle telefoonnum-
mers van het toestel (vast neten VoIP).
– Zendnummers: het nummer voor het vaste
net en het VoIP-telefoonnummer dat u als
eerste in de configuratie van het toestel
heeft ingevoerd.
¤
Webpagina
Instellingen
¢
Nummer toewijzen
De namen van alle aangemelde handsets
worden weergegeven. Voor elke handset
wordt een lijst met telefoonnummers
weergegeven die voor het toestel geconfi-
gureerd en ingeschakeld zijn. De kolom
bevat de verbindingsnamen.
Verbindingen
De verbinding via het vaste net staat tel-
kens aan het einde van de lijst.
¤
Leg voor elke handset een VoIP-tele-
foonnummer als zendnummer vast.
Hiervoor klikt u in de kolom
op de optie achter het telefoonnum-
mer. De bestaande toewijzing wordt
automatisch gedeactiveerd.
Opmerking:
Het nummer voor het vaste telefoonnet is
vast als zendnummer toegewezen aan elke
handset. De toewijzing kan niet worden
gedeactiveerd. Hierdoor is zekergesteld, dat
op elke handset de noodnummers kunnen
worden gekozen.
¤
Selecteer voor elke handset de tele-
foonnummers (vast net, VoIP) die als
ontvangstnummers aan de handset
moeten worden toegewezen. Hiervoor
klikt u in de kolom
¢
Telefonie
openen.
Versturen
op de
Ontvangen
optie achter het telefoonnummer. U
kunt aan elke handset meerdere tele-
foonnummers of geen telefoonnum-
mer toewijzen (
¤
Vervolgens op de knop
om de instellingen op te slaan.
Opmerkingen:
– Als een VoIP-telefoonnummer dat als zend-
nummer aan een handset is toegewezen,
wordt gewist of gedeactiveerd dan wordt
automatisch het eerste geconfigureerde
VoIP-telefoonnummer toegewezen aan de
handset.
– Is een telefoonnummer aan geen enkele
handset als ontvangstnummer toegewe-
zen, dan worden oproepen aan dit nummer
op alle handsets gesignaleerd.
– Als u voor geen van de handsets ontvangst-
nummers heeft ingesteld, dan worden de
oproepen op alle verbindingen aan alle
handsets gesignaleerd.
Ontvangstnummers aan
antwoordapparaat toewijzen
U kunt aangeven, voor welke telefoon-
nummers het antwoordapparaat oproe-
pen moet aannemen. Wijs ontvangstnum-
mers toe aan het antwoordapparaat.
Opmerkingen:
– Elk VoIP-nummer is vervolgens als ont-
vangstnummer toegewezen aan het ant-
woordapparaat.
– Als aan het antwoordapparaat geen ont-
vangstnummers zijn toegewezen, worden
er geen antwoorden beantwoord - ook als
het antwoordapparaat ingeschakeld is.
– Hoe u het antwoordapparaat instelt en
bedient, zie pagina 57.
¤
Webpagina
Instellingen
¢
Nummer toewijzen
¤
Selecteer in het onderdeel
de telefoonnummers (vast tele-
paraat
foonnet, VoIP) waarvoor het antwoord-
apparaat oproepen moet aannemen
(als het ingeschakeld is, zie pagina 57).
Hiervoor klikt u in de kolom
op de optie achter het telefoonnum-
Webconfigurator
= toegewezen).
klikken
Opslaan
¢
Telefonie
openen.
Antwoordap-
Ontvangen
115