Een veilige werking van dit product kan alleen worden gegarandeerd als het op de juiste wijze en
in overeenstemming met de gebruiksaanwijzing door gekwalificeerd personeel (zie Deel 1.13) wordt
geïnstalleerd, in gebruik genomen, gebruikt en onderhouden. De algemene installatie- en
veiligheidsinstructies voor de opbouw voor pijpleiding- en installatietechnieken, alsook het juiste
gebruik van gereedschap en veiligheidsuitrusting moeten voldoende gekend zijn.
Zie de afzonderlijke Instructies voor installatie en onderhoud van de regelklep.
Als de servomotor verkeerd wordt behandeld of niet wordt gebruikt zoals gespecificeerd, kan dit
leiden tot:
-
Gevaar voor lijf en leden van een derde
-
Beschadiging van de servomotor en andere goederen van de eigenaar
-
Belemmering van de prestaties van de servomotor
1.1 Bedradingsaanwijzingen
Bij het ontwerp van de servomotor is alles in het werk gesteld om de veiligheid van de gebruiker
te waarborgen,
maar de volgende voorzorgsmaatregelen moeten in acht worden genomen:
i)
Onderhoudspersoneel moet voldoende opgeleid zijn voor het werken met apparatuur die gevaarlijke
onder spanning staande onderdelen bevat.
ii)
Zorg voor een correcte installatie. De veiligheid kan in gevaar komen als de installatie van het product
niet wordt uitgevoerd zoals aangegeven in deze handleiding.
iii)
Maak de servomotor spanningsloos voordat u het apparaat opent.
iv)
De servomotor is ontworpen als een product van installatiecategorie II en is afhankelijk van de
installatie van het gebouw voor overstroombeveiliging en primaire isolatie.
v)
De bedrading moet worden uitgevoerd in overeenstemming met IEC 60364 of gelijkwaardig.
vi)
Zekeringen mogen niet in de aardleiding worden geïnstalleerd. De integriteit van het aardingssysteem
van de installatie mag niet in gevaar worden gebracht door het loskoppelen of verwijderen van andere
apparatuur.
vii)
Een uitschakelinrichting (schakelaar of stroomonderbreker) moet worden opgenomen in de installatie
van het gebouw.
Deze moet zich in de nabijheid van de apparatuur en binnen handbereik van de bediener bevinden.
-
Er moet een contactscheiding van 3 mm zijn in alle polen.
-
Deze moet gemarkeerd zijn als de uitschakelinrichting van de servomotor.
-
Ze mag de aardleiding niet onderbreken.
-
Ze mag niet worden opgenomen in een netsnoer.
-
De eisen voor de uitschakelinrichting zijn gespecificeerd in IEC 60947-1 en IEC 60947-3 of
gelijkwaardig.
viii)
De servomotor mag niet zodanig worden geplaatst dat de bediening van de uitschakelinrichting wordt
bemoeilijkt.
6
1. Veiligheidsinformatie
Elektrische Servomotor AEL7-serie
IM-P713-01-NL CTLS-UKn-02