4.3 AANSLUITING VAN ANDERE INRICHTINGEN OP
DE BESTURINGSEENHEID
In het geval u andere inrichtingen moet voeden, die in de installa-
tie nodig zijn (bv. transponderkaartlezer, verlichting van de sleu-
telschakelaar, enz.) is het mogelijk deze inrichtingen aan te sluiten
op de besturingseenheid m.b.v. de klemmen "SbS (positief)" en
"Stop (negatief)" ("Afbeelding 7"). De voedingsspanning is 24
Vc met een maximale beschikbare stroom van 200 mA.
l
De spanning op de klemmen "SbS" en "Stop" blijft
ook aanwezig als de functie "Stand By" op de print-
plaat wordt geactiveerd.
4.4 ADRESSERING VAN DE AANGESLOTEN
INRICHTINGEN MET BLUEBUS-SYSTEEM
Om de besturingseenheid in staat te stellen om de inrichtingen
die zijn aangesloten op het "BlueBus"-systeem te herkennen, is
adressering van deze inrichtingen nodig.
Deze operatie moet worden gedaan door de elektrische brug in
elke inrichting correct te positioneren (zie ook de gebruiksaanwij-
zing van elke inrichting afzonderlijk). Hieronder vindt u een adres-
seringsschema van de fotocellen, naar type.
9
FOTO 2 II
ADRESSEN VAN DE FOTOCELLEN
Fotocel
FOTO
Fotocel buitenzijde h = 50 die bij het sluiten
in werking treedt (stopt en keert de beweging
om)
FOTO II
Fotocel buitenzijde h = 100 die bij het sluiten
in werking treedt (stopt en keert de beweging
om)
FOTO 1
Interne fotocel h = 50 met activering zowel bij
sluiting (onderbreking en omkering van de
beweging) als bij opening (onderbreking en
hervatting bij vrijgave van de fotocel)
FOTO 1 II
Interne fotocel h = 100 met activering zowel
bij sluiting (onderbreking en omkering van de
beweging) als bij opening (onderbreking en
hervatting bij vrijgave van de fotocel)
FOTO 2
Interne fotocel met activering bij opening
(onderbreking en omkering van de beweging)
FOTO 2 II
Interne fotocel met activering bij opening
(onderbreking en omkering van de beweging)
FOTO 3
CONFIGURATIE NIET TOEGESTAAN
8 – NEDERLANDS
FOTO II
FOTO
FOTO 2
FOTO 1 II
FOTO 1
Positie van
bruggen
m
Aan het einde van de installatieprocedure, of nadat
er fotocellen of andere inrichtingen zijn verwijderd,
moet de aanleerprocedure worden uitgevoerd (zie de
paragraaf "Aanleren van de aangesloten inrichtin-
gen").
4.5 EERSTE INSCHAKELING EN CONTROLE VAN
DE AANSLUITINGEN
Nadat de elektrische voeding naar de besturingseenheid is in-
geschakeld, dienen de volgende controles te worden uitgevoerd
("Afbeelding 10"):
na enkele seconden moet u controleren of de led "Blue-
1.
bus" (A) regelmatig knippert, met een frequentie van één
knippering per seconde
controleer of de leds van de fotocellen, zowel TX (transmis-
2.
sie) als RX (ontvangst), knipperen. In deze fase maakt het
niet uit om wat voor type knippering het gaat
controleer of het knipperlicht dat op de uitgang "FLASH" is
3.
aangesloten, uit is.
10
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
a
Als een van deze controles niet het gewenste resul-
taat heeft, moet de elektrische voeding naar de be-
sturingseenheid worden uitgeschakeld en de eerder
uitgevoerde elektrische aansluitingen worden gecon-
troleerd.
Tabel 3
4.6 AANLEREN VAN DE AANGESLOTEN
INRICHTINGEN
Na de eerste ontsteking is het noodzakelijk de besturingseenheid
de inrichtingen te doen herkennen die zijn aangesloten op de in-
gangen "Bluebus" en "Stop".
l
De aanleerfase moet ook worden uitgevoerd als er
geen enkele inrichting verbonden is met de bestu-
ringseenheid.
De besturingseenheid is in staat om de verschillende aangesloten
inrichtingen afzonderlijk te herkennen dankzij de aanleerprocedu-
re en kan mogelijke aanwezige storingen detecteren.
Daarom moeten de apparaten telkens worden herkend wanneer
er een wordt toegevoegd of verwijderd.
A
Bluebus
Stop
SbS
Open
Close