instAllAtie
Ingebruikname
10.4 Sensormontage
f Houd bij de installatie van een sensor rekening met de in-
gebruiknamehandleiding van de warmtepompmanager (zie
hoofdstuk "Aansluiting externe componenten").
11. Ingebruikname
Alle instellingen in de ingebruiknamehandleiding van de warm-
tepompmanager, de ingebruikname van het toestel, alsmede de
opleiding van de gebruiker moeten uitgevoerd worden door een
installateur.
De ingebruikname moet overeenkomstig deze bedienings- en
installatiehandleiding en de handleidingen van de warmtepomp-
manager plaatsvinden. Voor de ingebruikname kunt u een beroep
doen op onze klantenservice (tegen betaling).
Als u dit toestel commercieel gebruikt, dient u voor de ingebruik-
name rekening te houden met de voorschriften van de bedrijfs-
veiligheidsverordening. Meer informatie hieromtrent vindt u bij
de bevoegde toezichthoudende instantie (bijv. TÜV).
11.1 Controle voor de ingebruikname
f Controleer de hierna vermelde punten voor de ingebruikna-
me.
11.1.1 Verwarmingsinstallatie
- Heeft u de verwarmingsinstallatie met de juiste druk gevuld?
- Heeft u de automatische ontluchter op de multifunctionele
groep (MFG) na het ontluchten weer gesloten?
Materiële schade
f Houd bij vloerverwarmingen rekening met de maxi-
male systeemtemperatuur.
11.1.2 Warmtebron
Materiële schade
!
Bij droogverwarmen met een brine-water-warmtepomp
kan de warmtebron, in het bijzonder een aardwarmte-
sonde, overbelast worden. Daarbij bevriest de grond
rond de aardwarmtesonde. De warmteoverdracht naar
de grond wordt onherstelbaar beschadigd.
f Neem het hoofdstuk "Menustructuur/menu PRO-
GRAMMA'S/OPWARMPROGRAMMA" in acht in de
ingebruiknamehandleiding van de warmtepompma-
nager.
Het toestel is voorzien van een bronbeveiligingsfunctie. Wanneer
een bepaalde brinetemperatuur niet bereikt wordt, vermindert
het toestel automatisch het vermogen.
11.1.3 Temperatuursensor
- Heeft u de buitensensor en de dompel-/aanlegvoeler (in
combinatie met buffervat) juist aangesloten en geplaatst?
11.1.4 Veiligheidstemperatuurbegrenzer
Bij een omgevingstemperatuur lager dan -15 °C is het mogelijk
dat de veiligheidstemperatuurbegrenzer van de multifunctionele
groep wordt geactiveerd.
www.stiebel-eltron.com
f Controleer of de veiligheidstemperatuurbegrenzer is geacti-
veerd.
f Reset de veiligheidstemperatuurbegrenzer opnieuw door op
de resetknop te drukken.
11.1.5 netaansluiting
- Heeft u de netaansluiting vakkundig uitgevoerd?
11.2 Eerste ingebruikname
11.2.1 Spreidingsregeling activeren
Aanwijzing
f Gebruik het constante debiet (default-instelling) voor
het koelen.
f Activeer de spreidingsregeling om het toestel beter aan uw
wensen aan te passen.
Parameters
SPREIDINGSREGELING (INBEDRIJFSTELLING / LAAD-
POMPREGELING / VERWARMEN / AANSTURINGSWIJZE)
SPREIDINGSREGELING (INBEDRIJFSTELLING / LAAD-
POMPREGELING / WARM TAPWATER / AANSTURINGS-
WIJZE)
Bij de spreidingsregeling adviseren wij de volgende instellingen.
Parameters
SPREIDING (INGEBRUIKNAME / LAADPOMPREGELING /
VERWARMEN / GEWENSTE WAARDEN)
SPREIDING (INGEBRUIKNAME / LAADPOMPREGELING /
WARM WATER / GEWENSTE WAARDEN)
11.2.2 De stooklijn instellen
Het rendement van een warmtepomp neemt af naarmate de aan-
voertemperatuur stijgt. Stel de stooklijn zorgvuldig in. Te hoog
ingestelde stooklijnen leiden ertoe dat de zone- en thermostaat-
kleppen sluiten en dat het vereiste minimumdebiet in het verwar-
mingscircuit evt. niet bereikt wordt.
f Neem de ingebruiknamehandleiding van de WPM in acht.
Aan de hand van de volgende procedure kunt u de stooklijn correct
instellen:
f Open de thermostatische of zonekranen in een referentie-
ruimte volledig (bijv. woon- en badkamer).
Het is aan te bevelen geen thermostatische kranen of zone-
kranen te monteren in de referentieruimte. Regel voor deze
ruimten de temperatuur met behulp van een afstandsbedie-
ning.
Instelling
AAN
AAN
Instelling
[K]
8
8
HPG-I D(C)S Premium |
21