Inhoudsopgave
Advertenties
Installatievoorbereiding
3.2
Opstellingsruimte
Indien de warmtepomp op een dak wordt geïnstalleerd, moet worden
voldaan aan alle relevante landspecifieke en plaatselijke bouwvoor-
schriften. Het kan gaan om windbelasting, statische beveiliging en bevei-
liging tegen blikseminslag. Bovendien moeten de veiligheidszones in
acht worden genomen (Hoofdstuk 3.3).
▶ De warmtepomp moet buiten worden geplaatst, op een vlakke en
vaste ondergrond.
▶ Waarborg bij het plaatsen van de warmtepomp, dat deze te allen tijde
toegankelijk is zodat onderhoud kan worden uitgevoerd. Als de toe-
gang beperkt is, bijvoorbeeld door de hoogte van het dak, moet een
plan worden opgesteld om ervoor te zorgen dat het onderhoud zon-
der extra tijd en dure hulpmiddelen kan worden uitgevoerd.
▶ Houd bij het plaatsen van de warmtepomp rekening met het ge-
luidsniveau om, bijvoorbeeld, buren niet bloot te stellen aan storen-
de geluiden.
▶ Plaats de warmtepomp niet buiten geluidsgevoelige ruimten.
▶ Plaats de warmtepomp niet in een hoek waar deze wordt omsloten
door muren aan 3 zijden omdat dit een hoger geluidsniveau tot ge-
volg zal hebben en overmatige vervuiling van de verdamper.
Afb. 14 Vermijd plaatsing omringd door muren
▶ Voor vrijstaande warmtepompen (niet dichtbij gebouwen of een
dak):
- Bescherm de inlaatzijde met een muur of iets dergelijks.
Afb. 15 Vrijstaande warmtepomp
▶ Plaats de warmtepomp niet op een locatie waar de voorkant wordt
blootgesteld aan de wind.
▶ De warmtepomp moet niet daar worden geplaatst waar risico bestaat
dat grote hoeveelheden sneeuw of water vanaf het dak erop terecht
kunnen komen. Wanneer deze opstelling niet kan worden voorko-
men, dan moet een beschermdak worden gemonteerd.
– Installeer het beschermdak minimaal 1000 mm boven de warm-
tepomp.
8
0010018524-002
0010039864-002
AW 4 | 5 | 7 OR-S – 6721866763 (2023/11)
Advertenties
Inhoudsopgave
