Installatievoorbereiding
3.4
Waterkwaliteit
Kwaliteitseisen voor het cv-water
De waterkwaliteit van het vul- en bijvulwater is een wezenlijke factor
voor het verhogen van het rendement, de functionele betrouwbaarheid,
de levensduur en de stand-bytijd van een cv-installatie.
Beschadiging van de warmtewisselaar of storing in de warmtebron door
niet geschikt water!
Ongeschikt of verontreinigd water kan leiden tot slibvorming, corrosie of
ketelsteenvorming. Niet geschikte antivries of cv-wateradditieven (inhi-
bitoren of corrosiebeschermingsmiddelen) kunnen schade aan de
warmtebron en aan de cv-installatie veroorzaken.
▶ Vul de verwarmingsinstallatie uitsluitend met drinkwater. Gebruik
geen put- of grondwater.
▶ Bepaal de waterhardheid van het vulwater voordat u het systeem
vult.
▶ Spoel de verwarmingsinstallatie vóór het vullen.
▶ Indien magnetiet (ijzeroxide) aanwezig is, zijn anticorrosiemaatrege-
len vereist en wordt de installatie van een magnetietafscheider en
een ontluchtingsklep in de verwarmingsinstallatie aanbevolen.
Voor de Duitse markt:
▶ Het vul- en bijvulwater moet voldoen aan de eisen van de Duitse
drinkwaterverordening (TrinkwV).
Voor markten buiten Duitsland:
▶ De waarden in de tabel mogen niet worden overschreden, zelfs in-
dien de nationale richtlijnen hogere grenswaarden bevatten.
Waterkwaliteit
Eenheid
Geleidbaarheid
μS/cm
pH
Chloor
ppm
Sulfaat
ppm
Natrium
ppm
Tabel 3 Grenswaarden voor drinkwater
▶ Controleer de pH-waarde na > 3 maanden van gebruik. Idealiter bij
het eerste onderhoud.
Materiaal van
Cv-water
de warmtebron
IJzer, koper, ko-
•Onbehandeld drinkwater
per gesoldeerde
•Volledig onthard water
warmtewisse-
• Zoutarm bedrijf <100 μS/cm
laars
Aluminium
•Onbehandeld drinkwater
• Zoutarm bedrijf <100 μS/cm
1) Als de pH-waarde < 8,2 is, is een test ter plaatse op ijzercorrosie noodzakelijk
Tabel 4 pH-waardebereiken na > 3 maanden van gebruik
▶ Vul- en bijvulwater conform de specificaties in het volgende hoofd-
stuk behandelen.
Afhankelijk van de hardheid van het vulwater, het watervolume van het
systeem en het maximale verwarmingsvermogen van de warmtebron
kan een waterbehandeling nodig zijn om schade aan verwarmingsinstal-
laties door kalkaanslag te voorkomen.
10
Eisen aan het vul- en bijvulwater voor warmtebronnen gemaakt van
aluminium en warmtepompen.
y
Afb. 18 Warmtebronnen < 50 kW-100 kW
[x]
[y]
[1]
[2]
Voor systemen met een specifiek systeemwaterinhoud >40 l/kW is wa-
Waarde
terbehandeling verplicht. Als er meerdere warmtebronnen in de verwar-
mingsinstallatie zijn, moet het watervolume van het systeem worden
≤ 2500
gerelateerd aan de warmtebron met het laagste vermogen.
≥ 6,5... ≤ 9,5
≤ 250
Aanbevolen en toegestane maatregel voor waterbehandeling is de ont-
≤ 250
harding van het vul- en bijvulwater met een geleidbaarheid ≤ 10 μS/cm.
≤ 200
In plaats van de waterbehandeling kan ook een systeemscheiding met
een warmtewisselaar direct achter de warmteproducent worden uitge-
voerd.
Corrosie voorkomen
In de meeste gevallen speelt corrosie slechts een ondergeschikte rol in
pH-waardebe-
verwarmingsinstallaties. Voorwaarde is wel dat het systeem een corro-
reik
siedichte waterverwarmingsinstallatie is. Dit betekent dat er tijdens het
1)
7,5
– 10,0
bedrijf praktisch geen zuurstof in de installatie komt. Doorgetrokken in-
leiding van zuurstof leidt tot corrosie en kan dus roest en roestslibvor-
1)
ming veroorzaken. Slibvorming kan niet alleen verstoppingen en dus een
7.0
– 10.0
verminderde warmtetoevoer veroorzaken, maar ook afzettingen (verge-
lijkbaar met kalkaanslag) op de hete oppervlakken van de warmtewisse-
laar.
1)
7.5
– 9.0
De hoeveelheid zuurstof die door het vul- en bijvulwater wordt toege-
1)
7.0
– 9.0
voegd, is over het algemeen zeer gering en kan derhalve worden ver-
waarloosd.
Om oxygenatie te voorkomen moeten de verbindingsbuizen diffusie-
dicht zijn!
Het gebruik van rubberen slangen moet worden vermeden. Bij de instal-
latie moeten de bedoelde aansluittoebehoren worden gebruikt.
Tijdens het gebruik is drukbehoud met betrekking tot het binnendringen
van zuurstof en met name de functie, de juiste dimensionering en de juis-
te instelling (voordruk) van het expansievat van het grootste belang.
Controleer de voordruk en de goede werking eenmaal per jaar.
Bovendien moet tijdens het onderhoud ook de werking van de automati-
sche ontluchters worden gecontroleerd.
3,00
2,80
< 100 kW
2,60
< 50 kW
2,40
2,20
2,00
1,80
1,60
1,40
1,20
1,00
0,80
2
0,60
0,40
0,20
0,00
0
5
10
x
Totale hardheid in °dH
Maximaal mogelijk watervolume over de levensduur van de
3
warmteproducent in m
Gebruik boven de curve alleen volledig gedemineraliseerd vul- en
bijvulwater met een geleidbaarheid van ≤ 10 μS/cm
Onder de curve kan onbehandeld vul- en bijvulwater conform de
drinkwaterverordening worden gebruikt
AW 4 | 5 | 7 OR-S – 6721866763 (2023/11)
1
15
20
25
30
0010048707-001