2.1 Aangebouwde apparatuur
• Voor de montage of demontage van apparaten aan of van de driepuntsophanging moeten de
bedieningsvoorzieningen in een stand worden gebracht waarbij het abusievelijk heffen of
neerlaten uitgesloten is!
• Bij de aanbouw aan de driepunt moeten de aanbouwcategorieën bij de tractor en het apparaat
absoluut overeenstemmen of op elkaar afgestemd worden!
• Rond de driepuntsstangen bestaat verwondingsgevaar door inklemmen of intrekken!
• Bij de activering van de externe bediening voor de driepuntsaanbouw mag u niet tussen tractor
en apparaat gaan staan!
• Let bij de transportstand van het apparaat steeds op voldoende zijwaartse borging van de
driepuntsstangen van de tractor!
• Bij wegtransport met opgetild apparaat moet de bedieningshendel beveiligd zijn tegen
neerlaten!
2.2 Aangehangen apparatuur
• Apparaten beveiligen tegen wegrollen!
• Let op de maximaal geoorloofde steunlast van de aanhangkoppeling, trekpendel of hitch!
• Let bij aanhanging aan de dissel op voldoende bewegingsvrijheid aan het aanhangpunt!
2.3 Bedrijf via aftakas (alleen bij via aftakas aangedreven apparatuur)
• Hierbij mogen alleen de door de fabrikant voorgeschreven cardanassen worden gebruikt!
• Beschermbuis en -trechter van de cardanas en de bescherming van de aftakas - ook aan de zijde
van het apparaat - moeten aangebracht zijn en in ordelijke staat verkeren!
• Let bij cardanassen op de voorgeschreven buisafdekkingen in de transport- en werkstand!
• Montage en demontage van de cardanas uitsluitend bij uitgeschakelde aftakas en motor en met
uitgetrokken contactsleutel!
• Let altijd op correcte montage en borging van de cardanas!
4