3.3 Banden en binnenbanden
De banden van de driewieler moeten steeds
voldoende zijn opgepompt anders kunnen de
banden doorslaan en de velgen beschadigd ra-
ken of wordt het rijgedrag negatief beïnvloed.
De optimale bandenspanning bedraagt 2,5 - 3,5
bar. Wanneer het loopvlak bij krachtige druk met de duimen een heel klein beetje
meegeeft, is de bandenspanning correct. Voor precieze waarden gebruikt u een
manometer!
Controleer alle banden regelmatig en vervang ze onmiddellijk bij be-
schadigingen of slijtage!
3.4 Ketting en kettingonderhoud
Aandrijfkettingen moeten regelmatig worden on-
derhouden. Dat is met name na ritten in de regen
gewenst. Als onderhoud moet de ketting met een
commerciële kettingolie worden gesmeerd. Door
de door gebruik bepaalde uitzetting van de ket-
ting moet de kettingspanning regelmatig worden
gecontroleerd. U controleert de kettingspanning
door te testen of de ketting van de driewieler
maximaal 10 - 15 mm naar boven en beneden
kan worden ingedrukt. Voor het spannen van de
ketting bij de aandrijving moeten de moeren (A)
van de naaf los worden gedraaid en dient de naaf gelijkmatig naar achteren te
worden getrokken. Als tweede stap moet de hoofdketting door het verschuiven van
de kettingspanrol (B) worden ingesteld. Deze handeling dient u bij twijfel uit te laten
voeren door uw dealer!
Schroef na iedere instelling alle schroefverbindingen weer vast!
Een verkeerd gespannen ketting kan tot verhoogde slijtage leiden!
3.5 Verlichtingsysteem/dynamo
Banddynamo: Het verlichtingssysteem wordt
door druk op schakelaar (C) van de banddynamo
geactiveerd. De wals van de dynamo komt daar-
mee automatisch tegen de flank van de band te
zitten.
Naafdynamo: De naafdynamo is automatisch
geïntegreerd in het wiel en wordt met behulp van
schakelaar (D) op de koplamp ingeschakeld.
22
B
A
C
D
A