aan ervaring of kennis, mits zij
daarbij onder toezicht staan of
geïnstrueerd zijn in het veilige
gebruik van het apparaat en
de gevaren begrijpen die van
het apparaat uit kunnen gaan.
Kinderen mogen niet met het
toestel spelen.
• Het transporthandvat dient uit-
sluitend voor het transport van
het apparaat. Het apparaat is
mobiel, maar mag niet tijdens
de werking gedragen worden.
• Omwille van uw veiligheid is
het aanbevelenswaardig om
een beschermbril, veiligheids-
schoenen en handschoenen en,
zo nodig, een gehoorbescher-
ming te dragen.
• Wanneer er zich tijdens de wer-
king een storing of een defect
voordoet, dient het apparaat
onmiddellijk uitgeschakeld en
de netstekker uitgetrokken te
worden. Vervolgens leest u de
pagina 26 van de gebruiksaan-
wijzing voor mogelijke oorza-
ken van een storing of contac-
teert u het servicecenter.
Werkzaamheden met het
apparaat
Opgepast: zo vermijdt u on-
gevallen en
Hogedrukreinigers
kunnen ondeskundig
gebruik gevaarlijk zijn.
De straal mag niet
op personen, dieren,
actieve elektrische uit-
rustingen of het toestel
zelf gericht worden.
verwondingen:
• Richt de straal niet op u zelf of
anderen om kleding of schoe-
nen te reinigen.
• Gebruik het toestel niet als
andere personen zich binnen
reikwijdte bevinden tenzij deze
veiligheidskleding dragen.
• Gebruik het spuitpistool altijd
vast met beide handen. U kunt
zo de terugstootkracht van de
vrijkomende waterstraal veilig
aan.
• Tref gepaste maatregelen om
kinderen op een veilige afstand
van het functionerende appa-
raat te houden.
• Evacueer het verpakkingsmate-
riaal zoals reglementair voorge-
schreven.
• Gebruik het apparaat niet in
de nabijheid van ontvlambare
vloeistoffen of gassen. In geval
van veronachtzaming bestaat er
gevaar voor brand of voor een
ontploffing.
• Verstuif geen brandbare vloei-
stoffen. Er bestaat ontploffings-
gevaar.
• Bewaar het apparaat op een
droge plaats en buiten de reik-
wijdte van kinderen.
• Op kinderen dient er toezicht
gehouden te worden om te
garanderen dat ze niet met het
apparaat spelen.
• Zorg ervoor dat er zich in de
nabijheid van luchtinlaatope-
ningen geen uitstoot van uitlaat-
gassen voordoet.
NL
19