11. Bediening
11.1 Eerste keer opstarten
Wanneer een sprinkler-installatie is aange-
sloten, eerst de watertoevoer afsluiten. Bij
de eerste keer opstarten, kan de relevante
N.B.
grenswaarde worden overschreden tijdens
de sensor opstartprocedure, hetgeen de
sprinkler-installatie zou kunnen triggeren.
Voorbereidingen voor het opstarten
1. Controleer of alle elektrische aansluitingen juist
zijn.
2. Schakel de voedingsspanning in.
3. Zorg dat u bekend raakt met de bediening van de
®
Conex
DIS-G.
4. Voer alle noodzakelijke instellingen uit en noteer
deze.
5. Verifieer dat alle instellingen correct zijn.
6. Controleer dat alle aangesloten waarschuwings-
en veiligheidsapparatuur bedrijfsgereed is.
– Het apparaat is nu bedrijfsgereed.
11.2 Bedienings- en display-elementen
3
1
2
4
5
6 7
Afb. 8
Display van de Conex
Pos. Omschrijving
Display-elementen
Sensor 1 LED
• Knippert wanneer één van de grenswaar-
1
den van sensor 1 is overschreden.
• Gaat continu branden wanneer een sto-
ring in sensor 1 is gedetecteerd.
Sensor 2 LED
• Knippert wanneer één van de grenswaar-
2
den van sensor 2 is overschreden.
• Gaat continu branden wanneer een sto-
ring in sensor 2 is gedetecteerd.
Display
• In de display modus geeft het de actueel
gemeten waarden aan en eventuele fout-
3
meldingen.
• In de menumodus geeft het de instelbare
parameters weer.
18
Pos. Omschrijving
Bedieningsknoppen
11.3 Bedieningsmodi
Display-modus: Dit is de standaard bedrijfsmodus.
Het apparaat start automatisch op in deze bedrijfs-
modus. In deze bedrijfsmodus is het mogelijk om:
Menu-modus: Deze bedieningsmodus heeft drie
submenu's:
•
•
®
DIS-G
•
[Omhoog] knop
4
• Verhoogt waarden.
• Navigeert in de displaymodus.
[Omlaag] knop
5
• Verlaagt waarden.
• Navigeert in de displaymodus.
[OK] knop
6
• Slaat gewijzigde waarden op.
• Navigeert in de menumodus.
[Esc] knop
• Verlaat de invoer van waarden, zonder
7
eventuele wijzigingen op te slaan.
• Verlaat het menu.
Wanneer u een waarde aanzienlijk wilt wij-
N.B.
zigen, houd dan de knop ingedrukt om de
instelsnelheid dynamisch te wijzigen.
– de actuele meetwaarden te lezen
– foutmeldingen te lezen.
Parametermenu: In dit menu is het mogelijk om:
– alle parameters in te stellen die belangrijk zijn
voor het normale bedrijf van het apparaat
– de configuratie- en testfunctiemenu's te wijzi-
gen.
Configuratiemenu: In dit menu is het mogelijk de
basisinstellingen van het apparaat te wijzigen.
Over het algemeen is dit het enige menu dat
noodzakelijk is voor de eerste inbedrijfstelling.
Testfunctiesmenu: In dit menu is het mogelijk om:
– de werking van alle relais te controleren en dus
ook de aangesloten waarschuwings- en bevei-
ligingssystemen
– de werking van de stroomuitgangen te contro-
leren voor de meetwaarden
– de softwareversie van het apparaat te bekijken.