Fotograferen
Autofocus (AF)
De camera stelt zich automatisch scherp op het onderwerp.
1
Richt het AF-teken op het onderwerp
waarop u wilt scherpstellen en druk de
ontspanknop half in.
● De gemeten scherpstelling word vastgehouden
en het autofocus bevestigingsteken licht op
(scherpstel geheugen).
● Wanneer de camera zich heeft scherpgesteld,
klinkt een pieptoontje.
AF-kader
2
Druk de ontspanknop helemaal in.
● Nu wordt de opname gemaakt.
● Terwijl de foto wordt opgeslagen op het kaartje
licht de indicatie-LED Dataverkeer op.
Vasthouden van de gemeten scherpstelling
Wilt u een onderwerp fotograferen waarop de camera zich moeilijk kan scherpstellen,
dan richt u de camera eerst op een onderwerp op ongeveer dezelfde afstand als het
hoofdonderwerp. Vervolgens drukt u de ontspanknop half in en houdt die half ingedrukt.
Daarna richt u de camera met nog steeds half ingedrukte ontspanknop weer op het
gewenste onderwerp, kadert uw opname af en maakt de opname door de ontspanknop
helemaal in te drukken.
Keuze van het AF-kader
Normaal meet de camera de afstand tot het onderwerp met behulp van drie AF-kaders in de
zoeker en selecteert het meest geschikte punt. Met deze functie kiest u slechts één AF-kader.
Geen functiepictogram : De camera stelt zich scherp met
24
Zoeker
AF bevestiging
drie AF-kaders (standaard
instelling af fabriek).
: De camera stelt zich scherp
met het linker AF-kader.
: De camera stelt zich scherp
met middelste AF-kader.
: De camera stelt zich scherp
met het rechter AF-kader.
Ontspanknop
Helemaal indrukken
Middelste AF-kader
Zoeker
Linker AF-kader
Half indrukken
Rechter AF-kader