Overzicht van de menufuncties
Functiemenu Fotograferen
CARD SETUP
SATURATION
CONTRAST
SHARPNESS
COLOR SPACE
WB BKT
RAW • JPEG
NOISE FILTER
NOISE REDUCTION
SHADING COMP.
AF ILLUMINATOR
ANTI-SHOCK
PIXEL MAPPING
Deze functie formatteert het kaartje of wist alle daarop opgeslagen
beelden.
Met deze functie stelt u de kleurtint van de beelden in. CS0 – CS4
stellen het verzadigingsniveau in, terwijl CM1 – CM4 bepaalde kleuren
accentueren. De verzadiging kan worden ingesteld op vijf niveaus. De
tint CM1 benadrukt rood, CM2 – groen, CM3 – blauw en CM4 – zachter
rood dan CM1. Verzadigingsniveau en tint kunt u niet tegelijk instellen.
Met deze functie stelt u het contrast (het onderscheid tussen licht en
donker) van beelden in. Het contrast is instelbaar op vijf niveaus.
Deze functie bepaalt de scherpte van het beeld. De scherpte is
instelbaar in zeven niveaus.
Met deze functie stelt u het systeem zo in dat de monitor of de printer
de kleuren van opgeslagen beelden exact reproduceert.
Met deze functie kunt u een proefbelichting met diverse
witbalansinstellingen uitvoeren. Voor het compensatieniveau kunt u
kiezen uit drie niveaus.
Met deze functie kunt u bij gebruik van de beeldkwaliteiten SHQ, HQ
of SQ de beelden in zowel het bestandstype RAW als JPEG opslaan.
Deze functie onderdrukt de willekeurige ruis (ruis zonder gedefinieerd
patroon) die tijdens normaal fotograferen ontstaat. Het filterproces
kan enige tijd vergen.
Deze functie vermindert de ruis die tijdens lange belichtingen in
beelden ontstaat wanneer bij weinig licht wordt gefotografeerd.
Met deze functie kunt u donkere vlakken compenseren die als gevolg
van de eigenschappen van de lens aan de randen van het beeld
ontstaan.
Deze functie zorgt voor aanvullend licht, zodat het autofocussysteem
ook bij weinig licht kan werken.
Deze functie vermindert bewegen van de camera als gevolg van
trillingen die ontstaan door bewegen van de spiegel. U kunt de tijd
die verloopt tussen het moment dat de spiegel opklapt en het
moment dat de sluier ontspant instellen.
Deze functie controleert de CCD en de beeld bewerkingsfuncties en
stelt die indien nodig bij. Tegelijkertijd worden stof en vuil van de
CCD geblazen.
Bij gebruik van de voor deze camera gespecificeerde flitser doseert
deze functie de hoeveelheid licht die flitser afgeeft. De lichtopbrengst
van de flitser is instelbaar over een bereik van ± 2,0 EV.
Knoppen en menu's
21