OS 3030
10. Fase "Stop bij Afname en Spoelen", 11. Fase "Stop bij Storing"
10. Fasen "Stop bij productie en spoelen"
Als bij een van de programmastappen 4.1 t/m 4.3 de ingangsfunctie ST= stop is
gekozen en is deze bij programmastap 5.13 toegewezen aan de fase Productie
of Spoelen, dan voert u bij de volgende programmastap in, in welke toestand de
installatie wordt geschakeld bij activering van de stopingang.
Als de fase Stand-by 1 is geselecteerd, wordt bij activering overgeschakeld naar
de fase Stand-by (programmering 12.3).
Bij apparaten met insteekprint IF bepaalt u voorts voor de bij programmastap-
pen 6.1 en 6.2 gekozen uitgangsfuncties of het bijbehorende uitgangsrelais
wordt geactiveerd.
Stop bij de productie
S t a p
n r .
I
V -
C V - P V - D O -
actief zijn. Voor deze uitgangen worden de in programmastappen 6.1 en 6.2
geprogrammeerde functies weergegeven.
LET OP! De drukpomp wordt altijd uitgeschakeld en is daarom bij deze pro-
grammastap niet programmeerbaar.
Druk op de INFO-toets voor de betekenis van de afkortingen.
IV
=
ingangsafsluiter
CV
=
concentraatafsluiter
PV
=
permeaatafsluiter
Stop bij het spoelen
S t a p
n r .
I
V - C V - P V - D O -
uitgangen OUT1 en OUT2 actief zijn. Voor deze uitgangen worden de in pro-
grammastappen 6.1 en 6.2 geprogrammeerde functies weergegeven.
11. Fase "Stop bij storing"
Voer bij de volgende programmastap in, in welke toestand de installatie wordt
geschakeld als de installatie door een storing uitgeschakeld wordt. Bij apparaten
met insteekprint IF bepaalt u voorts voor de bij programmastappen 6.1 en 6.2
gekozen uitgangsfuncties of het bijbehorende uitgangsrelais wordt geactiveerd.
S t
a p
n r .
I
V -
C V -
uitgangen OUT1 en OUT2 actief zijn. Voor deze uitgangen worden de in de
programmastappen 6.1 en 6.2 geprogrammeerde functies weergegeven.
LET OP! De drukpomp wordt altijd uitgeschakeld en is daarom bij de program-
mastappen 11.1 en 11.2 niet programmeerbaar.
Druk op de INFO-toets voor de betekenis van de afkortingen.
IV
=
ingangsafsluiter
CV
=
concentraatafsluiter
PV
=
permeaatafsluiter
Storingen waarbij uitschakeling mogelijk is:
1. Minimale geleidendheid onderschreden ( zie programmastap 1.4): watertekort
2. Maximale geleidendheid overschreden ( zie programmastap 1.7): overdruk
3. Concentraatcontrole
4. Externe alarmschakelaar
5. Motorveiligheidsschakelaar
Veranderen en opvragen van de basiswaarden
:
1 0 .
1
AP =
aanvullend programma
DO
=
dosering
:
1 0 .
2
:
1 1 .
1
P V - D O -
AP =
aanvullend programma
DO
=
dosering
Voer in welke afsluiters geo-
pend zijn en of eventueel de
geprogrammeerde
uitgangen OUT1 en OUT2
Voer in welke afsluiters geo-
pend zijn,of de
eventueel de
geprogrammeerde
Voer in welke afsluiters geo-
pend zijn en of
de eventueel
geprogrammeerde
30
9.7
N
Ingang
Stop ?
J
11.1
10.1
PU IV
CV
10.2
PU IV
CV
11.1
PU IV
CV
12.1